Internationale Spectator 10 – 2015 (jrg. 69) – Item 8 van 12

ARTIKEL

Islamitische Staat en de Saoedische Zondebok

Jorn Vennekens

In de vele besprekingen over Syrische burgeroorlog wordt Saoedi-Arabië regelmatig aangehaald als hoofdverdachte in de zaak van het ontstaan van Islamitische Staat (IS). Onterecht, zo vindt Jorn Vennekens[1]. Het Saoedisch buitenlands beleid is complex en wordt als een gemakkelijke zondebok gebruikt.

In september 2014 was Saoedi-Arabië één van de eerste landen die zich bij de Verenigde Staten aansloten in de strijd tegen de zelfverklaarde Islamitische Staat. Veroordelingen door de koning en de religieuze leiders moesten aantonen dat de Saoedi’s zich duidelijk distantieerden van deze groep. IS verkondigde immers zich op te maken voor de verovering van het Saoedische Land van de Twee Heilige Moskeeën, ofwel Mekka en Medina. Een direct dreigement, dat niet zonder antwoord kon blijven. Desondanks werden de Saoedi’s steeds vaker beticht van medeplichtigheid aan het ontstaan van IS. Na de aanslagen in Parijs lijkt het land eens te meer een ideale zondebok.

Onduidelijk was namelijk hoe IS kon uitgroeien van een tak van al-Qaida tot een onafhankelijke en goed gefinancierde organisatie. Saoedische steun leek volgens sommigen logisch: IS was een ideale marionet in de strijd tegen externe vijanden en het gedeelde wahabisme vereenvoudigde dit bondgenootschap. Maar met de oprichting van een heus kalifaat in juni 2014 bleek dat het monster dat de Saoedi’s hadden gecreëerd, te groot was geworden. Dit blijft evenwel speculatie, aangezien er geen rechtstreeks bewijs beschikbaar is. Een grondige analyse van het buitenlands beleid van de staat van Saoedi-Arabië toont alvast aan dat steun aan IS (of ISIS, de Islamitische Staat in Irak en al-Sham, zoals IS voor haar kalifaat heette) niet zo vanzelfsprekend was.

Bedreigingen van het Saoedisch buitenlands beleid…..

In het buitenlands beleid van Saoedi-Arabië staat internationale veiligheid, en dus het bewaren van een stabiele omgeving, centraal. Miljarden petrodollars en een goed uitgerust (maar beperkt) leger vormen de materiële ruggengraat van dit beleid. De Saoedi’s vullen dit aan met ideologische machtsbronnen; van essentieel belang daarbij is de sleutelrol van het puriteinse wahabisme dat de Saoedi’s een leiderschapspositie binnen de soennitische islam verleent. De aanname van deze geloofsovertuiging vereenvoudigde in 1932 de vereniging van Saoedi-Arabië over tribale belangen heen. Onder de banner van deze religieuze legitimiteit werden de Twee Heilige Moskeeën veroverd en werd de Koran de officieuze grondwet. Het wahabisme behoudt zo een centrale positie en legitimeert tot op de dag van vandaag zowel in binnen- als buitenland de staat van Saoedi-Arabië.

Saoedische invleodcirkels

Figuur 1: Saoedische invleodcirkels Source: Jorn Vennekens

Saoedi-Arabië zet deze middelen in om zijn invloed in het buitenland te vergroten. Deze invloed kan worden weergegeven in concentrische cirkels die de Saoedi’s proberen te stabiliseren (zie figuur 1). De binnenste cirkel wordt gevormd door de naburige Golfstaten, waarmee Saoedi-Arabië familiale, religieuze en economische banden heeft. Vervolgens de ruimere Arabische Wereld, waar etnische en religieuze banden het de Saoedi’s mogelijk maken saamhorigheid tussen Arabieren (het panarabisme) te versterken. Ook in de Islamitische Wereld, met 1,6 miljard moslims, bevorderen de Saoedi’s door hun sleutelpositie de (soennitische) solidariteit in de vorm van het panislamisme. De buitenste ring wordt gevormd door de Internationale Gemeenschap, waar Saoedi-Arabië door zijn oliebelangen en zijn betrekkingen met de Verenigde Staten een onderschatte rol speelt.

… vanuit diverse hoeken

Deze invloedcirkels worden volgens de Saoedi’s vanuit verschillende hoeken bedreigd. Wat de Golfstaten betreft, tracht vooral Qatar zich te profileren, terwijl binnen de Arabische Wereld Egypte zijn leidinggevende positie probeert terug te winnen – voor het eerst sinds de nederlaag van Nasser in 1967. Op grotere schaal worden sinds 2011 de interne stabiliteit van Saoedi-Arabië en diens bondgenoten bedreigd als gevolg van de democratiseringsgolf van de Arabische Lente. Zo reageerde Saoedi-Arabië bijzonder agressief op protesten in Bahrein, ondanks de beperkte binnenlandse gevolgen, om de gevreesde spill over te voorkomen.

Een ander veelzijdig probleem voor Saoedi-Arabië is de strijd met Iran. In eerste instantie betwist Iran het islamitische leiderschap van de Saoedi’s door (voor Saoedi’s afvallige) sji’ieten te steunen. Daarnaast is ook sprake van een klassieke machtsstrijd om regionaal leiderschap. Irans niet-religieuze bondgenootschap met het soennitisch Hamas en de proxy war in Jemen, waar Saoedi-Arabië en Iran elk een kant steunen, zijn hiervan frappante voorbeelden.

Een tweede bedreiging, wederom in religieuze sfeer, wordt gevormd door het soennitische al-Qaida. Vanaf de jaren ’90 werd deze terroristische organisatie als een existentiële bedreiging beschouwd. Na de bomaanslagen van 2003 in de hoofdstad Riyadh begonnen de Saoedi’s met een counterterrorisme-campagne, die in 2006 tot het de facto verlies van al-Qaida in eigen land leidde.

Tot slot moet ook de verzuurde relatie met de Verenigde Staten worden vermeld, nu Washington toenadering tot Iran heeft gezocht.

Saoedi-Arabië percipieert dus meerdere bedreigingen, en die bedreigingen zijn zowel geloofwaardig als acuut. Niet alleen de regionale stabiliteit is in gevaar, maar vaak zijn er ook binnenlandse risico’s. Daarnaast zijn veel problemen met elkaar verbonden. Zo bood het toenemend sektarisch karakter van de democratieprotesten een nieuw perspectief op de machtsstrijd met Iran. Hoe de Saoedi’s deze bedreigingen percipieerden, had mogelijk aanzienlijke invloed op hun omgang met ISIS. Het anti-democratische en anti-sji’itische karakter van de groep, alsook haar breuk met al-Qaida, maakten haar tot een schijnbaar ideale partner. Naast voordelen zou samenwerking echter vooral nadelen hebben. “The enemy of my enemy is my friend” is niet vanzelfsprekend, want ook vóór de oprichting van het kalifaat vormde IS een bedreiging voor Saoedi-Arabië.

Bewaren van de binnenlandse balans

De tegenstelling tussen islamisten en liberalen vormt de voornaamste breuklijn in de Saoedische samenleving. Het is aan de koning en zijn entourage te balanceren tussen religieus conservatisme en progressieve modernisering; ook om hun eigen macht te kunnen behouden. Ten tijde van ISIS regeerde koning Abdullah, die bekend stond als een uitstekend bemiddelaar tussen maatschappelijke groepen. Nochtans is dit geen sinecure en maakte de aanwezigheid van ISIS dit zeker niet eenvoudiger. De belangrijkste maatschappelijke groepen die invloed uitoefenen op de overheid zijn in figuur 2 afgebeeld.

De Saoedische overhead en de voornaamste belangengroepen.

Figuur 2: de Saoedische overhead en de voornaamste belangengroepen. Source: Jorn Vennekens

De bredere koninklijke familie Al-Saud vormt een eerste probleem. Zo leidde de huidige Koning Salman één van de fracties die kritiek had op het beleid van Abdullah. Door de groeiende opvolgingscrisis zijn er duizenden prinsen die in dergelijke fracties met elkaar rivaliseren. Het is niet ondenkbaar dat sommigen hiervoor externe steun zoeken, zo mogelijk bij IS.

De Islamisten kunnen in drie groepen worden onderverdeeld. De Ulama zijn de officiële, wahabitische theologen. Zij verdedigen de Saoedische overheid in tijden van crisis, maar verwachten daarvoor wel steun voor hun dogmatische overtuigingen. De Sahwa vormt de populaire tak, die bijvoorbeeld voor de sjari’a pleit, maar politieke openheid eist. Zo hielpen de Sahwa met het counterdiscours tegen al-Qaida, maar worden ze heden ten dage weer onderdrukt door hun kritiek op de elitaire overheid. Jihadisten vormen de radicale fractie. Gesteund door ultraconservatieve predikers vinden zij de Ulama niet strikt genoeg. Om de Saoedische staat te bekampen, zoeken zij steun bij groepen als al-Qaida en IS. Zij zijn na de strijd tegen al-Qaida ondergronds gedreven, maar beschikken nog steeds over een schaduwnetwerk van binnen- en buitenlandse steun. Financiële steun voor IS komt hoofdzakelijk van deze groep extremisten.

Daar tegenover staan de liberalen, die roepen om politieke en sociale vrijheden. Terwijl een kleine radicale fractie vervolgd wordt wegens haar anti-monarchale sentiment, spelen de zogenaamde loyalisten een grote rol. Door de opkomst van sociale media laten zij zich steeds vaker horen en hun impact is door de Arabische Lente versterkt. De koning heeft hun steun dus nodig; dat heeft al tot de nodige politieke hervormingen – sommige overigens van cosmetische aard – geleid.

Buiten de islamitisch-liberale breuklijn mag zeker de sji’itische minderheid in Saoedi-Arabië niet vergeten worden. Beschuldigd van heulen met Iran door de Ulama, staat zij haaks op het Saoedisch wahabisme. Maar de sji’ieten wonen in het olierijke oosten, waardoor de koning wederom moet balanceren tussen onderdrukking en tolerantie. Sinds maart 2015 voert IS aanslagen uit op sji’itische moskeeën in Saoedi-Arabië. Dit is een duidelijke poging om de interne spanning op te drijven en zo meer bewegingsruimte voor zichzelf te creëren.

In theorie kan ieder van deze groepen IS steunen, hoewel vijandige islamitische deelgroepen het vatbaarst lijken. Zelfs de Ulama twijfelden mogelijk, wat hun late veroordeling van IS (in augustus 2014) kan verklaren. De Saoedische overheid lijkt daarentegen een onwaarschijnlijke partner. Jihadisten zouden invloed winnen, de Ulama zouden verzwakken en de Sahwa of zelfs de liberalen zouden meer kritiek uiten. Een dergelijke situatie kan heel snel destabiliseren – dé doodsangst van het Saoedische leiderschap. De keuze voor ISIS was dus erg onwaarschijnlijk gezien de behoefte de binnenlandse balans te bewaren.

De huidig Koning Salman

De huidig Koning Salman en zijn overleden voorganger Abdullah. Source: Flickr.com – Tribes of the World

Ideologische tegenstrijdigheden

De religieuze overtuigingen, of ideologie, van zowel Saoedi-Arabië als ISIS lijken evenmin een verenigende factor. Het Saoedische wahabisme is een extreme interpretatie van de islam die de haat voor sji’ieten en de naleving van de sjari’a gemeen heeft met de ideologie van ISIS. Dit vormt de basis voor de foutieve gelijkstelling van beide geloofsovertuigingen. Het wahabisme eist namelijk absolute loyaliteit aan de Saoedische koning als (soennitisch) islamitisch leider. Het kalifaat van IS stelt daarentegen een soortgelijke eis ten aanzien van Kalief Al-Baghdadi. Het maakt integraal deel uit van het streven naar een kalifaat, een organisatiestructuur die de groep reeds jaren nastreefde. Dit vormde mogelijk een eerste onverzoenbare tegenstrijdigheid.

De Saoedische staat exporteert actief het wahabisme om zo de binnenlandse en internationale legitimiteit van zijn islamitisch leiderschap te vergroten. Dit leidt tot de bouw van Koranscholen, de verstrekking van Korans en het opleiden van imams. Nochtans versterkt dit ongewild de extremisten van al-Qaida en IS, die zich lieten inspireren door het wahabisme en handig misbruik maken van deze ‘materiële export’.

In de jaren ’80 werd vanuit het panislamisme ook het ‘klassieke jihadisme’ gesteund en gesponsord door Saoedi-Arabië. Het omverwerpen van dictatoriale (vaak Saoedi-vijandige) regimes en het bestrijden van ongelovigen pasten perfect in de Saoedische agenda. Hoewel nooit rechtstreeks gefinancierd, zou de opkomst van al-Qaida de houding van de Saoedi’s sterk veranderen. In de jaren ’90 lanceerde al-Qaida namelijk het ‘mondiaal jihadisme’, dat het verslaan van ‘verre vijanden’, zoals de Verenigde Staten, voorop stelde. Toch kwamen ook lokale bondgenoten, zoals de Saoedi’s, in het vizier. Niet alleen werden zij fysiek bedreigd, ook werd hun islamitisch leiderschap in vraag gesteld. De verovering van Mekka en Medina zou daarbij een gigantische symbolische versterking betekenen. De daaropvolgende binnenlandse oorlog met al-Qaida heeft de Saoedische staat duidelijk gemaakt dat (mondiaal) jihadisme een onvoorspelbaar gevaar vormt.

In maart 2014 werd IS door Saoedi-Arabië tot terroristische organisatie verklaard.

Na de officiële afsplitsing van al-Qaida in februari 2014, hervormde ISIS zijn ideologie. De ‘nabije’, ongelovige vijand kwam weer centraal en de hoop op een kalifaat, het moorddadige anti-sji’isme en post-apocalyptische denken maakten ISIS veel aanlokkelijker voor de nieuwe generatie jihadisten. De houding tegenover Saoedi-Arabië leek sterk op die van al-Qaida. Pas met de aanslagen op sji’itische moskeeën in 2015 zou IS hierdoor een bedreiging van buitenaf vormen, maar al sinds 2012 probeerde het van binnenuit Saoedische jihadisten tegen de staat op te zetten. IS kon dit doen door in te spelen op het machtsvacuüm dat al-Qaida bij haar nederlaag achterliet. Dit verklaart de private financiële steun aan IS, maar het betekent tegelijk dat de groep een duidelijke bedreiging vormt.

In maart 2014 werd ISIS door Saoedi-Arabië tot terroristische organisatie verklaard. Massa-arrestaties van IS-cellen volgden in mei 2014 en ook privéfinanciering werd volledig aan banden gelegd. Dit bewijst niet alleen de toegenomen aanwezigheid van ISIS in het land, maar ook dat Saoedi-Arabië de dreiging toen al serieus nam. Door de gelijkenis met het gevaar van al-Qaida, zowel fysiek als ideologisch, namen de Saoedi’s geen enkel risico. Het lijkt dus ongeloofwaardig dat de Saoedi’s ISIS ooit om ideologische redenen zouden steunen. Wel blijft de export van het wahabisme een mes dat duidelijk aan twee kanten snijdt: de Saoedi’s vergroten er hun mondiale invloed mee, maar voeden tegelijk hun eigen vijanden.

De huidig Koning Salman

“Saoedi-Arabië was duidelijk geen fan van de sji’itische regering van al-Maliki, dat zichzelf in een sektarisch conflict had gewerkt.” Source: Wikimedia Commons

Strategische denkfouten

Naast ideologie moeten ook overwegingen van strategie en Realpolitik in ogenschouw worden genomen. Het counteren van Iran is in dit opzicht cruciaal voor Saoedi-Arabië, maar ook hier bleek ISIS geen optimale partner. In de eerste plaats had dit een schizofrene houding van Saoedi-Arabië vereist: men zou de aanwezigheid van ISIS in het binnenland moeten bestrijden, maar wel buitenlandse strijders steunen. Daarnaast heeft ISIS nooit een rechtstreekse aanval op Iran uitgevoerd. Nog belangrijker is dat de groep sinds 2004 bewust financiële autonomie geniet. Door allerhande criminele activiteiten vormde buitenlandse sponsoring een uiterst klein aandeel van de inkomsten. Saoedisch geld aannemen was dus niet alleen in strijd met de perceptie van ISIS dat de Saoedische staat een vijand is, maar ook gewoon overbodig.

ISIS was voor Saoedi-Arabië even onbruikbaar ten aanzien van de Iraanse bondgenoten in Irak en Syrië. Saoedi-Arabië was duidelijk geen fan van de sji’itische regering van al-Maliki, dat zichzelf in een sektarisch conflict had gewerkt. Maar het bewaren van de Iraakse eenheid was voor de Saoedi’s belangrijker dan een regimewisseling. Zonder stabiliteit konden allerhande jihadisten namelijk tot aan de Saoedische grens reizen. Erger nog: escalatie van het conflict kon opsplitsing van het land tot gevolg hebben. Naast een soennitisch en Koerdisch gedeelte zou er ook een sji’itisch land ontstaan, pal aan de grens met Saoedi-Arabië. Het is daarom dat de Saoedische staat de schijnbaar vreemde rol van bemiddelaar in het conflict op zich nam.

IS is al sinds 2004 (bewust) financieel onafhankelijk.

Al-Maliki bleek echter onbetrouwbaar, wat de Saoedi’s aanzette om de soennitische oppositie kortstondig te steunen (in juni 2014). Wél verklaarden ze dat ISIS hier geen deel van was. ISIS was immers niet bereid compromissen te sluiten met andere oppositiegroepen. Het gevolg was een verdeelde oppositie en dus meer risico op een verdeeld Irak. Nochtans bleek ook de ruimere oppositie problematisch: verscheidene verzetsgroepen heulden met ISIS, waren tegen de Iraakse overheid gericht of mondiaal jihadistisch ingesteld. Het was hierdoor onmogelijk voor de Saoedi’s om op hen te rekenen. De aloude rol van bemiddelaar werd dan ook snel heropgenomen toen Al-Maliki in september 2015 werd vervangen door de meer gematigde Al-Abadi.

In Syrië speelde de angst voor spill over van het democratiseringsprotest de Saoedi’s parten. Een gevolg van de Arabische Lente was de heropleving van de Moslimbroederschap, die religie met democratie verenigde in de politieke islam. De Broederschap werd verboden in Saoedi-Arabië, maar won razendsnel terrein in Syrië. In een tegenbeweging steunden de Saoedi’s de Free Syrian Army (FSA), waarmee ze tegelijk de volledige oppositie wilden verenigen tegen president Assad. De Moslimbroederschap verloor aan kracht, maar werd vooral door het mondiaal jihadisme van onder meer ISIS vervangen. Tegelijk verloor de FSA geleidelijk terrein en bezegelde de internationale deal over de chemische wapens van Assad de westerse terughoudendheid om te interveniëren.

In schijnbare wanhoop steunde Saoedi-Arabië vervolgens radicaal-islamitische groepen zoals Jaysh Al-Islam. Zij legden deze verzetsgroepen wel twee voorwaarden op: strijden tegen het Assad-regime én tegen ISIS. Gelijkaardig aan Irak verdeelde deze laatste ook in Syrië de oppositie door geen compromissen te willen sluiten. Daarbij vochten zij niet tegen Assad – sterker nog, zij werkten er mogelijk mee samen. Het Syrisch leger hield echter stand en een groeiend ISIS toonde hoe dit beleid alsnog faalde. Ook de Verenigde Staten zagen de situatie verergeren, wat leidde tot een vereniging van Amerikaanse en Saoedische steun voor gematigde rebellen. Helaas kwam dit veel te laat.

Het is dus strategisch ongeloofwaardig dat de Saoedi’s ISIS steunden. De groep vormde geen rechtstreekse bedreiging tegen Iran, maar ook niet tegen Irak of Syrië. In geen van beide gevallen had ISIS het potentieel om positief bij te dragen aan de Saoedische strategie. Ze bedreigde de eenheid van Irak, alsook de eenheid van de oppositie in Syrië. Saoedi-Arabië kon zich misrekend hebben, maar dan nog blijft de vraag of het financieel autonome ISIS het Saoedisch geld zelfs zou aannemen.

Conclusie

Hoe de Islamitische Staat kon worden tot wat het vandaag is, blijft onduidelijk. Het is alvast hoogst onwaarschijnlijk dat de staat van Saoedi-Arabië er bewust aan bijdroeg. Steun aan ISIS betekende immers versterking van binnenlandse vijanden, toename van de ideologische én fysieke dreiging die ISIS zelf vormde en, bovenal, géén verzwakking van de externe vijanden van Saoedi-Arabië. Steun was enkel mogelijk bij een volledige misinterpretatie van de ‘kansen’ die ISIS bood te midden van een hoop uiteenlopende vijanden.

Desalniettemin vormt de verspreiding van het wahabisme de indirecte voedingsbodem voor de ideologie van IS. Saoedi-Arabië draagt dus enige verantwoordelijkheid, maar het land benoemen tot ‘vader’ van de terroristische groep gaat een brug te ver. Een dergelijke redenering gaat voorbij aan de complexiteit van het Saoedisch buitenlands beleid en maakt van Saoedi-Arabië enkel een eenvoudige zondebok voor het ontstaan van IS.

Noten

De auteur schrijft dit artikel op basis van zijn masterscriptie The Saudi Paradox: Struggling with the Islamic State