Internationale Spectator 2 – 2015 (jrg. 69) – Item 9 van 12

artikel

Brits-Amerikaanse samenwerking op inlichtingengebied

Een zeer speciale relatie

Ben de Jong

De Brits-Amerikaanse samenwerking op het gebied van inlichtingen (‘intelligence’) krijgt niet altijd de aandacht die zij verdient. Het is typerend dat in de publiciteit over de stroom onthullingen van Edward Snowden bijna alle aandacht naar de activiteiten van de National Security Agency (NSA) gaat, terwijl de Britse tegenhanger Government Communications Headquarters (GCHQ) meestal slechts zijdelings wordt genoemd. Vooral op het gebied van signals intelligence (Sigint, in het Nederlands: verbindingsinlichtingen), waar beide diensten zich mee bezighouden, is de samenwerking zeer hecht. Dit artikel beoogt aan de hand van recente historische voorbeelden te laten zien dat de Brits-Amerikaanse relatie op inlichtingengebied al vele tientallen jaren een vast gegeven is in de internationale politiek.

Een recent bericht in de media, dat op materiaal van Snowden is gebaseerd, maakt weer eens duidelijk hoe bijna vanzelfsprekend die samenwerking eigenlijk is. The New York Times schreef dat ‘British spies’ – bedoeld is ongetwijfeld GCHQ – in de maand november 2008 tienduizenden emails hadden onderschept van journalisten en fotografen van internationale nieuwsorganisaties, functionarissen van de Verenigde Naties, arbeiders op geïsoleerde booreilanden van de olie-industrie en nog vele anderen.[1] De NSA had dus toegang gekregen tot deze informatie die afkomstig was van GCHQ.

Er vindt in de internationale politiek constant uitwisseling van gegevens plaats tussen inlichtingen- en veiligheidsdiensten van uiteenlopende landen, maar de samenwerking tussen Britse en Amerikaanse diensten geldt traditioneel als bijzonder goed. Bovendien gaat de samenwerking regelmatig verder dan het louter uitwisselen van informatie: er is in het verleden ook bij tal van gelegenheden in operationele zin samengewerkt door bijvoorbeeld de CIA en de Britse inlichtingendienst Secret Intelligence Service (SIS), in de wandeling meestal MI6 genoemd.[2]

Samenwerking stamt uit WOI

Van de inlichtingensamenwerking tussen de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk wordt vaak gezegd dat die teruggaat tot het breken van de Duitse codes tijdens de Tweede Wereldoorlog. Met enige fantasie kan men echter zeggen dat al tijdens de Eerste Wereldoorlog de eerste fundamenten werden gelegd. Bekend is de geschiedenis van het door de Britse interceptiedienst Room 40 onderschepte Zimmermann-telegram, genoemd naar de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, waarvan de Britten de inhoud graag met de Amerikanen deelden. De affaire was een van de factoren die ertoe bijdroegen dat de Amerikanen aan de Eerste Wereldoorlog gingen deelnemen aan de zijde van Groot-Brittannië en Frankrijk.

MI6 opende in 1915 in de Verenigde Staten zijn eerste vertegenwoordiging in New York. Het hoofd daarvan, William Wiseman, had rechtstreeks toegang tot president Woodrow Wilson. Wiseman en zijn medewerkers stonden in contact met tal van Amerikaanse instanties op het gebied van nationale veiligheid en deelden met Wilson en diens medewerkers de inhoud van Duitse telegrammen waarvan de Britten de codes gebroken hadden. Tegelijkertijd brak Room 40 overigens ook de betrekkelijk primitieve codes die werden gebruikt voor de persoonlijke telegrammen van de president; die telegrammen waren door Wilson en diens vrouw ijverig en vaak met veel moeite in de nachtelijke uren in code omgezet.[3]

Enigma

Enigma, de codeermachine van de Duitse Wehrmacht, waarvan de codes werden ontcijferd door de Geallieerden in de Tweede Wereldoorlog. Foto: Flickr.com, Anthony Catalano.

Het was inderdaad tijdens de Tweede Wereldoorlog dat de basis werd gelegd voor de meest duurzame alliantie op inlichtingengebied die de wereld tot op de dag van vandaag kent: de Brits-Amerikaanse samenwerking op het gebied van Sigint. Het ontsleutelen van de geheimen van de Duitse codeermachine Enigma en andere Duitse machines leidde er zoals bekend toe dat belangrijke codes van onderdelen van de Wehrmacht over langere periodes konden worden gebroken, waarna berichten konden worden meegelezen. De Britse historicus Harry Hinsley was van mening dat het breken van Duitse codes door de Geallieerden de oorlog met minstens twee jaar, waarschijnlijk zelfs vier jaar, had bekort.[4]

De ‘Five Eyes’

Na het einde van de Tweede Wereldoorlog werd de samenwerking voortgezet en mondde uit in een alliantie, waar niet alleen de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk deel van uitmaken, maar ook Australië, Canada en Nieuw-Zeeland. Vanwege de twee oorspronkelijke partners van dit samenwerkingsverband wordt het vaak als UKUSA aangeduid, tegenwoordig ook als de ‘Five Eyes’. Een Brits historicus typeert UKUSA als “less an alliance than a complex network of different alliances built up from many different overlapping agreements”.

De reeks overeenkomsten zijn vaak afgesloten tussen telkens twee van de vijf partners; de oorspronkelijke twee overeenkomsten tussen de Verenigde Staten en Groot-Brittannië dateren nog uit de Tweede Wereldoorlog. Het is blijkbaar niet zo dat alle Sigint-materiaal dat een van de partners binnenhaalt automatisch voor de andere vier toegankelijk is: elke deelnemer houdt bepaald materiaal voor zich.[5] Waarschijnlijk plaatst elk van de vijf diensten van de ‘Five Eyes’ een grote hoeveelheid ruwe inlichtingen in een gemeenschappelijke database of in databases, waar de andere vier uit kunnen putten.

In het Interbellum braken de Britten, wellicht op beperkte schaal, codes van Amerikaanse berichten. Dat ging waarschijnlijk door tot Pearl Harbor in december 1941.[6] Ook deelde de Britse interceptiedienst in Bletchley Park tijdens de Tweede Wereldoorlog in strijd met de formele afspraken blijkbaar niet alle meegelezen Duitse berichten met de Amerikanen, omdat men vreesde dat aan de andere kant van de Atlantische Oceaan soms de vereiste strikte geheimhouding niet altijd verzekerd was.[7]

Dat stond de latere nauwe samenwerking tussen de twee landen op het gebied van Sigint overigens niet in de weg. Tijdens de Brits-Argentijnse Falkland-oorlog van 1982 stemde de NSA er bijvoorbeeld in toe een van zijn krachtige Sigint-satellieten een paar uur per dag in een nieuwe positie te plaatsen. Het daardoor gewonnen product – wat ongetwijfeld betrekking had op Argentijns berichtenverkeer – werd met de Britten gedeeld.[8]

‘Venona’

Een belangrijke Sigint-operatie tijdens de Koude Oorlog was een project met de codenaam Venona, dat bestond uit het breken van gecodeerde berichten van de inlichtingendiensten van de USSR, die in de jaren 1942-1945 waren verstuurd, voornamelijk tussen de vestigingen van die diensten in Amerika en het hoofdkwartier in Moskou of omgekeerd. Hoewel maar van een heel klein deel van de Venona-berichten de codes konden worden gebroken, leidde dat tot de ontmaskering van tal van Sovjetagenten in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Vrijwel alle grote spionagezaken in de twee landen uit grofweg de eerste tien jaar van de Koude Oorlog waren het uitvloeisel van Venona. Hoewel het oorspronkelijk een Amerikaans project was, raakten de Britten er ook nauw bij betrokken en werd veel van de informatie eruit door de Amerikanen met hen gedeeld.[9] Venona was een project van zeer lange adem, waarmee de Amerikaanse voorloper van de huidige NSA in 1943 begon en dat uiteindelijk pas in 1980 formeel werd afgesloten.

‘Silver’ (Wenen) & ‘Gold’ (Berlijn)

MI6 was in 1949 in Wenen een operatie met de codenaam Silver begonnen door de aanleg van een tunnel om de telefoonkabels van het Sovjet militaire hoofdkwartier in die stad af te luisteren. In 1951 ging de CIA aan de operatie deelnemen. Silver was het voorspel van een soortgelijke operatie in Berlijn met de codenaam Gold, die als doel had de telefoonlijnen naar het Sovjet militaire hoofdkwartier in Karlshorst in Oost-Berlijn af te luisteren.

De operatie in Berlijn (1954) met codenaam Gold was vanaf het begin aan de KGB verraden door de MI6-medewerker en Sovjet-agent George Blake

Bij een gezamenlijke conferentie van MI6 en de CIA in Londen in 1954 werd besloten vanuit West-Berlijn een vijfhonderd meter lange tunnel onder de grens met de Sovjet-sector aan te leggen, voorzien van de modernste technische apparatuur, om de bewuste telefoonlijn te bereiken. De operatie werd door president Eisenhower persoonlijk goedgekeurd en de kosten werden grotendeels door de Amerikanen gedragen.

De tunnel, inclusief de afluisterapparatuur, was in totaal slechts veertien maanden operationeel. Geruime tijd na de ontdekking ervan door de Sovjet-autoriteiten in april 1956 kwam men in Londen en Washington er achter dat het gehele project vanaf het begin aan de KGB was verraden door de MI6-medewerker en Sovjet-agent George Blake, die bij de gezamenlijke conferentie met de CIA waarbij de tunnel was gepland, aanwezig was geweest.[10]

GCHQ

Het hoofdkwartier van de Britse inlichtingendienst (GCHQ) in Cheltenham. Foto: Flickr.com, UK Ministry of Defence

De samenwerking brengt ook risico’s mee

Staten die op inlichtingengebied een nauwe samenwerking aangaan, vergroten daarmee ook het risico dat de informatie die gedeeld wordt, in onbevoegde handen terecht komt, met andere woorden, door iemand aan derden wordt verraden. De zaak van George Blake is daarvan een goed voorbeeld, maar die van Edward Snowden evenzeer: door zijn werk als contractant voor de NSA kreeg hij toegang tot geheimen van GCHQ, die hij vervolgens openbaar heeft gemaakt.

Medio jaren ’70 maakten Britse inlichtingen- en veiligheidsdiensten zich al eens grote zorgen over de mogelijkheid dat hun geheimen in de Verenigde Staten zouden uitlekken. Britse inlichtingenfunctionarissen waren geschokt door de schier eindeloze reeks onthullingen in de Amerikaanse pers waarin het doen en laten van vooral de CIA fel werd bekritiseerd. De Britse overheid was kennelijk bang dat door de ‘disembowelment by headline’ van het Amerikaanse inlichtingenapparaat ook de eigen geheimen zouden uitlekken. De toenmalige CIA-directeur George H.W. Bush bracht in 1976 zelfs een speciaal bezoek aan Londen om de Labour-regering van Harold Wilson in dat opzicht gerust te stellen.

Operatie Ajax (Iran)

De CIA moest zich in 1995 op last van hogerhand gaan buigen over de mogelijke vrijgave van documenten uit de beginperiode van de Koude Oorlog. Het was typerend dat er vrijwel geen documenten werden gevonden met betrekking tot project Ajax, de gezamenlijke geheime operatie van MI6 en de CIA in Iran in 1953. Die had ertoe geleid dat de zittende premier Mohammed Mossadeq van het politieke toneel verdween en de Sjah in een sterkere positie dan voorheen weer op de troon kon plaatsnemen. De documenten betreffende de operatie waren kennelijk door de CIA vernietigd.[11]

Operatie Ajax was inderdaad een ander voorbeeld van de nauwe samenwerking tussen MI6 en de CIA in het begin van de Koude Oorlog. Het initiatief voor de operatie ging uit van de Britse regering en MI6 die probeerden Washington en de CIA mee te krijgen. Dit gebeurde nadat de Iraanse premier Mossadeq, die van communistische sympathieën werd verdacht, de Anglo-Iranian Oil Company, waarvan de aandelen voor de helft in handen waren van de Britse overheid, had genationaliseerd. Het plan de regering-Mossadeq omver te werpen werd door MI6 en de CIA gezamenlijk opgesteld en tijdens een vergadering in het State Department in juni 1953 goedgekeurd. Bij de uitvoering nam de CIA het voortouw en de belangrijkste CIA-medewerker die erbij betrokken was, Kermit Roosevelt, reisde na het succes van de onderneming af naar Londen, waar hij premier Winston Churchill persoonlijk op de hoogte stelde van de recente gebeurtenissen. Churchill reageerde enthousiast.[12]

Humint

Op het gebied van het werken met menselijke bronnen, een specialisme dat meestal met Humint wordt aangeduid, is nauwe samenwerking in de vorm van het gezamenlijk runnen van agenten door diensten van verschillende mogendheden betrekkelijk zeldzaam. Een belangrijke inlichtingenoperatie tijdens de Koude Oorlog vormde hierop een uitzondering. Het gaat om de zaak van Oleg Penkovsky, een officier van de militaire inlichtingendienst van de USSR, de GROe, die begin jaren ’60 zijn diensten aan de Amerikanen en Britten aanbood en hen informatie van grote waarde leverde.

Penkovsky, die vanwege zijn verraad in 1963 in de Sovjetunie werd terechtgesteld, leverde de CIA en MI6 allerhande materiaal over Sovjet militaire technologie. Tevens gaf hij informatie over persoonlijke relaties binnen de militaire top van de USSR. Het was mede de door Penkovsky geleverde informatie die het de Verenigde Staten tijdens de Cubacrisis in oktober 1962 mogelijk maakte de aanwezigheid van Sovjet nucleaire raketten op Cuba vast te stellen. De hechte samenwerking tussen MI6 en de CIA bij deze operatie blijkt alleen al hieruit dat Penkovsky bij twee bezoeken die hij met Sovjet-delegaties in 1961 aan Londen en Parijs bracht, in het diepste geheim door twee vertegenwoordigers van elke dienst gelijktijdig werd gedebriefd.[13] Dat is geen gebruikelijke gang van zaken.

Coöperatie CIA-BVD

Diensten van verschillende staten wisselen vaak inlichtingen uit en soms werken ze ook operationeel samen. Zo onderhield ook de Nederlandse BVD tijdens de Koude Oorlog nauwe relaties met de CIA. Niet alleen werden er systematisch inlichtingen met de Amerikanen uitgewisseld, maar de CIA stelde bijvoorbeeld technische apparatuur voor afluisteroperaties aan de BVD ter beschikking en nam eind jaren ’50 zelfs de kosten voor zo’n 10% van het personeel van de Nederlandse dienst voor zijn rekening. Ook werd bijvoorbeeld het product van een afluisteroperatie die de BVD rond 1960, ongetwijfeld met Amerikaanse apparatuur, had opgezet in de Chinese vertegenwoordiging in Den Haag, met de CIA gedeeld.[14]

De BVD heeft voor zover bekend echter nooit gezamenlijk met de CIA agentenoperaties gerund en was alleen al door haar opdracht, die zich grotendeels beperkte tot het Nederlands grondgebied, niet in staat met de Amerikanen in het buitenland samen te werken op de manier waarop MI6 dat in de eerste decennia van de Koude Oorlog deed.

De directeur van het Centre for European Reform, Charles Grant, schreef een aantal jaren terug in een uitvoerig essay het volgende over de relatie van Britse inlichtingen- en veiligheidsdiensten met hun tegenhangers in de Verenigde Staten:

“Each of the British intelligence services has a liaison office, staffed by senior officers, in the US. These offices obtain material from the US services and supply British intelligence to them. There are also British officers seconded to US agencies at an operational level, and vice versa. No other European or Asian country has such intimate relations with the US agencies.”

Grant stelde voorts dat de Brits-Amerikaanse samenwerking op het gebied van Humint vooral bestaat uit het uitwisselen van het inlichtingenproduct en niet in het runnen van gezamenlijke operaties.[15] Bij het hoogste overlegorgaan op inlichtingengebied in het Britse politieke bestel, het Joint Intelligence Committee (JIC), worden wel regelmatig stoelen vrijgemaakt voor vertegenwoordigers van de regeringen van de ‘Five Eyes’:

“There are two categories of JIC meeting: those at which the Anglo-Saxon allies are represented; and those at which only Britons are in the room. Britain’s European allies do not attend any sort of JIC meeting.”[16]

Dit werd geschreven in 2001. Er is geen reden aan te nemen dat de Brits-Amerikaanse inlichtingensamenwerking intussen minder hecht is geworden. Dat volgt ook uit een uitspraak van Joel Brenner, die onder meer in de periode 2002-2006 inspecteur-generaal was van de NSA. Onlangs zei hij nog over de relatie tussen de NSA en GCHQ dat “cooperation between the UK and US government on signals intelligence is extremely close and probably without parallel”.[17]

De Nederlandse BVD onderhield tijdens de Koude Oorlog nauwe relaties met de CIA

Er zijn goede redenen te veronderstellen dat vandaag de dag de Britten en Amerikanen elkaars berichten niet onderscheppen. Een document afkomstig van Edward Snowden dat door The Washington Post in 2014 werd gepubliceerd, geeft daarvoor een duidelijke indicatie. Het bevat een lijst van 193 buitenlandse regeringen en daarnaast de nodige internationale instanties, zoals de VN, het IMF en de Europese Centrale Bank waarvan de berichten door de NSA mogen worden onderschept. Dat zijn dus praktisch alle regeringen in de wereld, waaronder ook die van Nederland, maar het Verenigd Koninkrijk, Australië, Canada en Nieuw-Zeeland zijn niet opgenomen in de lijst, die teruggaat op een uitspraak uit 2010 van het Foreign Intelligence Surveillance Court (FISA) in Washington DC.[18]

Verenigd Koninkrijk in tweeslachtige positie

Door zijn bevoorrechte inlichtingenrelatie met de Verenigde Staten bevindt het Verenigd Koninkrijk zich in een tweeslachtige positie ten aanzien van de andere Europese lidstaten van de EU. Men werkt weliswaar met die partners nauw samen op allerlei gebieden, maar het belangrijke terrein van inlichtingen is daarvan voor een groot deel uitgezonderd, want de relatie van de Britten met Amerikaanse diensten op dat terrein heeft een veel hogere prioriteit.

Een Britse dienst als GCHQ heeft waarschijnlijk toegang tot veel meer materiaal afkomstig van een Amerikaanse dienst, in dit geval de NSA, dan enige andere dienst van een Europese mogendheid; een deel van dat materiaal heeft waarschijnlijk zelfs betrekking op Britse EU-partners.

De Britse operatie tegen Belgacom

Men kan er ook van uitgaan dat materiaal over de andere landen van de EU dat GCHQ door zijn operaties binnenhaalt, systematisch met de NSA en andere diensten van de ‘Five Eyes’ wordt gedeeld. Een recent voorbeeld betreft de Britse operatie tegen het Belgische telecombedrijf Belgacom, waarvan de eerste details medio 2013 bekend werden. Na voorbereidend overleg in 2009, waarbij ook de NSA en de Canadese interceptiedienst Communications Security Establishment Canada (CSEC) betrokken waren, werd er in 2010 door GCHQ een zeer geavanceerd virus ingebracht bij een dochtermaatschappij van Belgacom, genaamd Belgacom International Carrier Services (BICS). Dat bedrijf verzorgt wereldwijd telefoon- en dataverkeer voor 700 klanten, waaronder mobiele providers als KPN en T-Mobile.

De gegevens waartoe GCHQ op die manier toegang kreeg, zouden onder meer het telefoonverkeer en andere data betreffen van internationale organisaties als de Europese Commissie, het Europees Parlement, de NAVO en de organisatie die het internationale betaalverkeer regelt: SWIFT. GCHQ onthield zich tegenover de media gewoontegetrouw van elk commentaar op deze affaire, maar zal ongetwijfeld de hierdoor gewonnen inlichtingen met de NSA en andere leden van de ‘Five Eyes’ hebben gedeeld. Het feit dat de documenten hierover van Edward Snowden afkomstig zijn, duidt daar al op.

Het grote belang voor de NSA van de Britse digitale aanval op de dochter van Belgacom schuilde in het feit dat BICS de enige van drie grote telecomproviders is die buiten de Verenigde Staten is gevestigd. Tot de gegevens van de andere twee providers heeft de NSA waarschijnlijk via Amerikaanse wetgeving al lang en breed toegang.[19]

Het Europees Parlement heeft in de tweede helft van 2013 een hoorzitting aan de zaak-Belgacom gewijd, maar het is nu al weer geruime tijd stil. Europese politici kunnen diensten als GCHQ en de NSA blijkbaar moeilijk verbieden datgene te doen waarvoor ze destijds zijn opgericht: de berichten van andere mogendheden onderscheppen.[20]

Bezwaren tegen de bevoorrechte Britse inlichtingenrelatie met Washington worden echter door andere Europese leiders nooit openlijk uitgesproken: de hechte samenwerking lijkt inmiddels uitgegroeid tot een onwrikbaar gegeven in de internationale politiek.

Noten

‘British spies seized emails to reporters,’ The New York Times, 19 januari 2015 (geraadpleegd op 23 januari 2015).
Er is redelijk veel literatuur over het uitwisselen van inlichtingen tussen diensten van verschillende mogendheden, in de Engelstalige literatuur ook wel ‘intelligence liaison’ of ‘intelligence sharing’ genoemd. Voor een inleiding zie James Igoe Walsh, ‘Intelligence Sharing’, in: Robert Dover, Michael S. Goodman & Claudia Hillebrand (eds.), Routledge Companion to Intelligence Studies, Londen / New York, 2014, pp. 290-296.
De Duitse minister Arthur Zimmermann zegde in het naar hem genoemde telegram territoriale uitbreiding ten koste van de Verenigde Staten aan de regering van Mexico toe, als dat land aan Duitse zijde aan de oorlog zou gaan deelnemen. Zie voor het Zimmermann-telegram en de rol van Wiseman: Christopher Andrew, For the President’s Eyes Only: Secret Intelligence and the American Presidency from Washington to Bush, Londen, 1996, pp. 40-52. Strikt genomen bestond de Britse dienst MI6 waarvoor Wiseman werkte, op dat moment nog niet onder die naam.
‘The influence of Ultra in the Second World War’ (geraadpleegd op 15 januari 2015). Hinsley was de belangrijkste auteur van het meerdelige standaardwerk British Intelligence during the Second World War dat in de periode 1979-1990 verscheen. ‘Ultra’ was tijdens de Tweede Wereldoorlog de codenaam van het inlichtingenproduct dat voortkwam uit het breken van Duitse codes. Poolse codebrekers hebben overigens in de tweede helft van de jaren ’30 daarbij belangrijk voorbereidend werk verricht, waarvan de Britten en Amerikanen later hebben geprofiteerd.
Richard J. Aldrich, GCHQ: The Uncensored Story of Britain’s Most Secret Intelligence Agency, Londen, 2010, pp. 89-90. Aldrich wijst erop dat Five Eyes niet alleen een ‘sigint network’ behelst, maar ook een ‘security network’: het bestaat ook uit een reeks afspraken over beveiliging van het Sigint-product, o.a. door strikte compartimentering, en van de verbindingen van de partners.
Christopher Andrew, ‘The Making of the Anglo-American SIGINT Alliance’, in: Hayden B. Peake & Samuel Halpern (eds.), In the Name of Intelligence: Essays in Honor of Walter Pforzheimer, Washington DC, 1994, pp. 99-100.
Christopher Moran, Classified: Secrecy and the State in Modern Britain, Cambridge etc., 2013, p. 260.
Richard J. Aldrich, GCHQ: The Uncensored Story of Britain’s Most Secret Intelligence Agency, Londen, 2010, p. 415. Volgens Aldrich kreeg de Britse regering tijdens de Falkland-oorlog ook assistentie op het gebied van Sigint van de zijde van Frankrijk en Nederland.
John Earl Haynes & Harvey Klehr, Venona: Decoding Soviet Espionage in America, New Haven, CT / Londen, 1999; Nigel West, Venona: The Greatest Secret of the Cold War, Londen, 2000.
Christopher Andrew, For the President’s Eyes Only: Secret Intelligence and the American Presidency from Washington to Bush, Londen, 1996, pp. 214-215.
Christopher Moran, Classified: Secrecy and the State in Modern Britain, Cambridge etc., 2013, p. 188.
Christopher Andrew, For the President’s Eyes Only: Secret Intelligence and the American Presidency from Washington to Bush, Londen, 1996, pp. 202-206.
Jerrold L. Schecter & Peter Deriabin, The Spy Who Saved the World: How a Soviet Colonel Changed the Course of the Cold War, New York, etc., 1992, passim. Een belangrijke reden waarom diensten niet graag een agent debriefen in aanwezigheid van vertegenwoordigers van een dienst van een andere mogendheid, is dat men niet door de vragen die men stelt zijn eigen kennisniveau wil prijsgeven. Daarom is het ook zeer uitzonderlijk dat de Deense agent Morten Storm, die voor westerse diensten al-Qaida in Jemen infiltreerde, zich naar eigen zeggen bij een aantal gelegenheden door maar liefst vier diensten tegelijkertijd liet debriefen, namelijk door de Deense dienst PET die hem oorspronkelijk gerekruteerd had, de CIA, MI6 en de Britse veiligheidsdienst MI5. Zie Morten Storm with Paul Cruickshank and Tim Lister, Agent Storm: My Life inside al-Qaeda, Londen etc., 2014, passim. Zie ook Joby Warrick, The Triple Agent: The al-Qaeda Mole Who Infiltrated the CIA, New York etc., 2011, voor een beschrijving van een operatie van de CIA samen met de Jordaanse veiligheidsdienst, waarbij een agent werd gerund die toegang leek te hebben tot de leiding van al-Qaida in Pakistan. De operatie mislukte en leidde in 2009 tot de dood van o.a. diverse CIA-medewerkers op een basis in Afghanistan.
D. Engelen, Geschiedenis van de Binnenlandse Veiligheidsdienst. ’s-Gravenhage, 1995, pp. 296-319, 326. De afluisteroperatie bij de Chinese vertegenwoordiging had van de BVD de codenaam ‘Klaas Vaak’ meegekregen.
Dat zou betekenen dat een operatie zoals die met Penkovsky tot de uitzonderingen behoort.
Charles Grant, ‘Intimate relations: Can Britain play a leading role in European defence – and keep its special links to US intelligence?’, Working Paper, Centre for European Reform, april 2001 (geraadpleegd op 24 januari 2015).
‘Litvinenko inquiry: The proof Russia was involved in dissident’s murder’, The Telegraph, 23 januari 2015. Voor Joel Brenner zie hier. (Beide vindplaatsen geraadpleegd op 24 januari 2015.)
‘Court gave NSA broad leeway in surveillance, documents show’, The Washington Post, 30 juni 2014 (geraadpleegd op 26 januari 2015). FISA is een speciale rechtbank, opgezet om uitspraken te doen over de bevoegdheden van Amerikaanse diensten op het gebied van afluisteren, het onderscheppen van berichten e.d.
Volgens Ronald Prins, directeur van het Nederlandse computerbeveiligingsbedrijf FOX-IT, was er geen twijfel over mogelijk dat het virus bij Belgacom afkomstig was van GCHQ (‘De Britten hadden de sleutel’, NRC Handelsblad, 13 december 2014); Morgan Marquis-Boire, Claudio Guarneri & Ryan Gallagher, ‘Secret malware in European Union attack linked to U.S. and British intelligence’, The Intercept, 24 november 2014 (geraadpleegd op 4 februari 2015).
Zie ook Ben de Jong, ‘“Zo gaan bondgenoten niet met elkaar om”. De National Security Agency en West-Europa’, Internationale Spectator, februari 2014, pp. 6-9.