Internationale Spectator 2 – 2015 (jrg. 69) – Item 3 van 12

column

Meer politiek dan islam

Paul Aarts

Twan Huys (Nieuwsuur) zal ’t me niet in dank afnemen, maar het moet gememoreerd worden. Een paar dagen na de aanslag op Charlie Hebdo had hij een Belgische terrorisme-expert aan tafel. Huys vroeg naar de mogelijke beweegredenen van de jihadisten. Toen de expert vervolgens begon uit te leggen dat we daarvoor terug moeten gaan naar 2003, dat wil zeggen naar de Amerikaanse invasie van Irak, werd hij terstond onderbroken. “Dat is veel te ver terug, daar hebben we nu geen tijd voor.”

Dit voorval was symptomatisch voor de Nederlandse reacties op de terroristische aanslagen in Parijs (en een paar weken later zou zich na de aanslagen in Kopenhagen dat patroon herhalen). Het land raakte in de greep van een morele hysterie, waarin grote woorden niet werden geschuwd: “dit is een aanval op onze beschaving”, “onze” vrijheid tegenover “hun” religieuze onverdraagzaamheid’, en vooral: “dit is een aanval op het absolute recht van vrijheid van meningsuiting”. De cartoons van het Franse weekblad leken heilig verklaard.

De Belgische terrorisme-export werd dus onheus bejegend, maar hij niet alleen. Vrijwel iedereen die in het publieke debat ook maar een poging deed te vragen naar de mogelijke voedingsbodem van dit soort terroristische daden werd (en wordt) gediskwalificeerd met de woorden: “dat is weer typisch zo’n ‘Ja, máár’-redenering.” Achterliggende gedachte: je zult wel stiekem sympathiseren met de jihadisten. Een misselijk makende verdachtmaking.

In plaats van te blijven steken in morele verontwaardiging en het versleten debat over ‘het wezen van de islam’ voor de zoveelste keer te voeren (dé islam bestaat nou eenmaal niet), en dan ook nog al die politici die elkaar overbieden in nieuwe maatregelen tegen terreur, is het wel degelijk opportuun je af te vragen waar dit soort terroristische acties uit voort zouden kunnen komen – overigens zonder de illusie te hebben een sluitend antwoord daarop te vinden. We schieten er immers nauwelijks iets mee op als we de daders afdoen als sociopaten of godsdienstwaanzinnigen. De walgelijkheid van hun daden bevrijdt ons niet van de verantwoordelijkheid dieper te graven.

De discussie na ‘Charlie Hebdo’ lijkt als twee druppels water op het debat na ‘9/11’

Wat we ‘islamitisch terrorisme’ noemen, heeft niet alleen te maken met processen van sociale en economische uitsluiting in onze eigen Europese samenlevingen – opmerkelijk genoeg wees de voorzitter van VNO-NCW, Hans de Boer, daar recentelijk ook op in NRC Handelsblad – maar vooral met zaken die zich buiten onze landsgrenzen afspelen. ‘It’s geopolitics, stupid!’ zou daar een beknopte samenvatting van kunnen zijn. Leek al-Qaida de afgelopen jaren over zijn hoogtepunt heen te zijn, sinds enige tijd is extremisme onder islamitische jongeren weer ‘cool’. Inspiratiebron is natuurlijk Syrië, waar Islamitische Staat (IS) in tegenstelling tot het Westen wél de strijd aan­gebonden heeft met het moorddadige regime van Bashar al-Assad. De magneetwerking van IS spreekt intussen boekdelen.

Maar het is niet alleen Syrië. Het is een lange geschiedenis van westerse, vooral Amerikaanse interventies in het Midden-Oosten, onverminderde steun voor corrupte en autoritaire regimes (ook na de Arabische lente), het gedogen van Israëls onderdrukking van de Palestijnen en, niet in de laatste plaats, de drone-aanvallen met aanzienlijke ‘collateral damage’ onder onschuldige burgers. Het is voor Washington een vanzelfsprekendheid om alleen al in de Perzische-Golfregio 35.000 militairen te hebben, meer dan 20 militaire bases in dat gebied (plus Afghanistan) en elders in het Midden-Oosten nog eens de mogelijkheid op grote schaal troepen in te zetten, maar niet iedereen is daar blij mee.

En welke boodschap ging er bijvoorbeeld uit van de Amerikaans/Britse invasie van Irak (2003) aan inwoners van de Arabische wereld? Volgens The Lancet zijn sindsdien zeker 600.000 burgers omgekomen en is er nog geen einde in zicht. Niet dat dit soort westerse acties een rechtvaardiging vormen voor terroristische acties, laat dat duidelijk zijn. Maar laat het ook duidelijk zijn dat westerse bemoeïenis met de Arabische wereld niet buiten beschouwing kan worden gelaten. Hoelang gaat die inmenging nog door?

De discussie na ‘Charlie Hebdo’ lijkt als twee druppels water op het debat na ’9/11’. In feite zijn we niks opgeschoten en je zou er bijna moedeloos van worden. Toen en ook nu weer werd de vraag naar de ‘voedingsbodem’ verdacht gemaakt. Het onderscheid tussen ‘begrijpen’ en ‘begrip hebben voor’ valt opnieuw weg. Net als in de maanden na de aanslag op de Twin Towers is er ook de afgelopen weken weer geconstateerd dat “er iets mis is met de islam”. Alweer is er te weinig oog voor het gegeven dat de meeste jihadisten eerder oppervlakkige moslims zijn dan fanatieke zeloten.

Van serieus onderzoek naar de achtergrond van jihadisten, zoals gedaan door onder anderen Marc Sageman, Robert Pape, Rik Coolsaet, Olivier Roy of Scott Atran, heeft men blijkbaar nauwelijks kennisgenomen. In dit verband was het tekenend dat twee wannabe jihadisten die afgelopen mei vanuit Birmingham op weg gingen naar Syrië, op het vliegveld Islam for Dummies en The Koran for Dummies kochten – en niet Milestones van de Egyptische islamist Sayyid Qutb of Messages to the World: the Statements of Osama Bin Laden.

Wil dat zeggen dat religie er helemaal niet toe doet? Nee, in een geperverteerde en gepolitiseerde vorm speelt islam wel degelijk een rol, maar dan toch eerst en vooral als een emotioneel vehikel (zoals de antropoloog Atran het uitdrukt). Het is een middel om woede te uiten en een instrument om andere moslims te mobiliseren. Helaas leidt crisis vaak tot politiek infantilisme en tot een orgie van simplificaties. Dat was zo na ’9/11’ en dat herhaalt zich op dit moment.

Paul Aarts is auteur, samen met Carolien Roelants, van Saudi Arabia. A Kingdom in Peril (Hurst, 2015).