Internationale Spectator 6 – 2015 (jrg. 69) – Item 4 van 16

ARTIKEL

40 jaar Helsinki: geen tijd om te vieren

Bob Deen & Jan Marinus Wiersma

Het is dit jaar 40 jaar geleden dat de historische Helsinki-akkoorden werden ondertekend. De basisbeginselen van Helsinki werden samen met de latere OVSE de hoekstenen van de Europese veiligheidsarchitectuur. Staat het gebouw van Europese veiligheid vier decennia later op instorten?

Op 1 augustus was het 40 jaar geleden dat de ‘Slotakte van Helsinki’ getekend werd. Dit was het resultaat van meer dan twee jaar onderhandelen tussen de Sovjetunie en haar bondgenoten enerzijds en de Verenigde Staten en de NAVO anderzijds – met deelname van een aantal ongebonden landen op het Noordelijk Halfrond. Het was een historische overeenkomst, waarbij de westelijke ondertekenaars de territoriale status quo in Europa van na 1945 accepteerden en akkoord gingen met een serie vertrouwenwekkende maatregelen op militair en economisch, wetenschappelijk en milieugebied (de zogenaamde ‘eerste en tweede manden’), in ruil voor politieke verplichtingen op het terrein van mensenrechten die ook voor de Sovjetunie golden (de ‘derde mand’). De twee blokken schiepen een permanent mechanisme om met elkaar in gesprek te blijven: de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (CVSE). De ‘Decalogue’, de tien basisbeginselen van Helsinki, werden zo, samen met de CVSE (later OVSE), de hoekstenen van de Europese veiligheidsarchitectuur.[1]

‘Helsinki’ wilde twee doelen tegelijk dienen: het voorkomen van militaire conflicten enerzijds en het bevorderen van waarden als democratie en mensenrechten anderzijds. Veertig jaar na dato zijn Rusland en het Westen in de diepste vertrouwens- en veiligheidscrisis geraakt sinds de Cuba-crisis.[2] Beide zijden beschuldigen elkaar van het schenden van de principes van Helsinki: Rusland beticht het Westen van het aanstichten tot een coup in Oekraïne, terwijl het zelf met de Krim een stuk grondgebied van een soevereine staat annexeerde. Europa wordt onder druk van een toegenomen dreiging door beide zijden in rap tempo weer gemilitariseerd.[3]

Op het gebied van de mensenrechten is de normatieve consensus van de jaren ’90 duidelijk verleden tijd en nemen steeds meer staten openlijk afstand van de ‘westerse’ ideologie van de liberale democratie.[4] Er is dus sprake van een fundamenteel conflict op beide terreinen.

De OVSE als spiegel

Dit roept de nodige vragen op. Staat het gebouw van Europese veiligheid op instorten of kunnen de tien beginselen van Helsinki nog steeds de basis vormen voor een dialoog gericht op herstel van vertrouwen en voor een politiek van gedeelde veiligheid? Welke scenario’s zijn daarbij denkbaar, en welke beleidsopties impliceren zij? Kunnen we opnieuw werken aan een veiligheidsgemeenschap zonder te marchanderen met de fundamentele waarden waarop ons buitenlands beleid berust?

De vervreemding en de toegenomen confrontatie tussen met name Rusland en de Euro-Atlantische partners bekijken we in dit artikel door de lens van de nazaat van Helsinki, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), die in 1994 werd opgericht. Aangezien de OVSE als intergouvernementele, consensus-gedreven organisatie volledig afhankelijk is van de betrekkingen tussen haar deelnemende staten lezen de opkomst, teloorgang en voorzichtige wederopstanding van de OVSE als een beknopte geschiedenis van die betrekkingen.

Lidstaten van de OVSE (groen) en samenwerkingspartners (oranje)

Lidstaten van de OVSE (groen) en samenwerkingspartners (oranje). Foto: Wikipedia Commons

We onderscheiden ruwweg drie perioden: de ‘koude oorlog’ van 1975-1990, waarin militaire veiligheid en niet-inmenging in binnenlandse aangelegenheden centraal stonden; de normatieve consensus van 1990-2000, waarin overeenstemming bestond over zowel gedeelde veiligheid als gedeelde waarden; en de vervreemding in de 21ste eeuw, die uitmondde in de veiligheidscrisis van nu.

1975-1990: Gedeelde veiligheid, nauwelijks waardengemeenschap

De Helsinki-akkoorden waren voor Moskou en zijn bondgenoten de officiële bevestiging van de status quo en daarmee een vorm van erkenning door het Westen. De naoorlogse grenzen werden zo nogmaals vastgelegd, bestaande regimes daardoor in zekere zin gelegitimeerd en inmenging in binnenlandse aangelegenheden taboe verklaard. Het Oostblok zag ook economische kansen via de ‘Tweede Mand’ van de akkoorden, in het bijzonder op energiegebied.

Het Westen interpreteerde de Helsinki-akkoorden als een voorzichtige acceptatie van Europese waarden en daarmee als voortgang in het gewenste ontspanningsproces. De toevoeging van een mensenrechtenmand werd later als een heuse doorbraak gezien.

In de praktijk verwachtte niemand in 1975 meteen wonderen, en werd er ook toen door menigeen forse kritiek geleverd op de ‘capitulatie’ aan de Sovjetunie.[5] Op veiligheidsgebied betekende het Helsinki-proces niet het onmiddellijke einde van de wapenwedloop of van militaire avonturen, gezien onder andere de invasie van de Sovjetunie in Afghanistan in 1979. Er waren nog vele aanvullende veiligheidsovereenkomsten nodig om de Europese veiligheidsarchitectuur te schragen.

Ook de afspraken over mensenrechten bleken een bron van conflict, alhoewel later vaak is geconstateerd dat Helsinki-comités dissidenten in het Oostblok wel wat ruimte gaven die zij daarvóór niet hadden.[6]

1990-2000: Gedeelde veiligheid én gedeelde waarden

Na het einde van de Koude Oorlog kreeg de CVSE een tweede kans en werd de conferentie omgevormd tot Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). De organisatie ontwikkelde zich in de jaren ’90 razendsnel als invulling van het nieuwe vertrouwen tussen Oost en West en van de gedeelde wens van een verenigd, veilig en vrij Europa. Het ‘Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa’ uit 1990 blaakt van optimisme en belichaamt de overtuiging dat echte, veelomvattende veiligheid alleen haalbaar is als alle drie de dimensies, inclusief de menselijke, worden versterkt. Het Handvest en de vele documenten met OVSE-commitments, die begin jaren ’90 zouden volgen, laten zich in de kille tijd van nu lezen als een volstrekt anachronisme.[7]

De OVSE werd op talrijke terreinen ingezet en opende vele veldmissies, zowel om de nieuwe veiligheidsdreigingen in de Balkan en de Kaukasus het hoofd te bieden, als om de landen van het voormalige Warschaupact te helpen met hun democratische transitie. De organisatie waarin Rusland, de Verenigde Staten en alle andere lidstaten – in tegenstelling tot de VN – gelijk vertegenwoordigd waren, kreeg een hoofdrol in slepende onderhandelingen over diverse bevroren conflicten rondom de Russische Federatie, waaronder Nagorno-Karabach, Transnistrië en Zuid-Ossetië.

Nieuwe en onafhankelijke instituten werden geschapen om de OVSE-afspraken over eerlijke verkiezingen, vrije media en minderheden in praktijk te brengen. Oost en West leken elkaar te vinden, met de OVSE als neutraal overlegorgaan en huismeester van de transitie naar een pan-Europese waarden- en veiligheidsgemeenschap.

2000-nu: Waardenconfrontatie en veiligheid onder druk

Rond 2000 kantelde het beeld. De OVSE-top van Istanbul in 1999 zou de laatste worden met een substantieel resultaat op veiligheidsgebied, waaronder Russische beloften militair materieel uit Moldavië en de Kaukasus terug te trekken.[8]

De nieuw aangetreden president Poetin zou deze toezeggingen echter nooit nakomen. De top van 2000 in Wenen werd daarom een mislukking: voor het eerst kon er geen consensus worden bereikt over een slotverklaring. Mede daardoor raakten de afspraken over conventionele bewapening in het slop.[9]

Rusland distantieerde zich meer en meer van de OVSE-partners. Het beschouwde de unilaterale NAVO-interventie in Kosovo als een “vernederende klap in het gezicht” en een grove breuk met het Helsinki-basisprincipe van non-interventie.[10] Moskou stoorde zich aan een in Russische ogen steeds assertiever en unilateraal optredende Verenigde Staten, met hun plannen voor een raketschild en aan de uitbreiding van de NAVO tot aan de westgrenzen van Rusland.

Westen verlegt accent op menselijke dimensie

Terwijl de veiligheidsdimensie aldus stagneerde, verlegde het Westen het accent naar de menselijke dimensie. De OVSE veranderde van veiligheidsorgaan in een platform om mensenrechtenschendingen en gebrek aan democratisering in Oost-Europa te bespreken. Dat had ook een keerzijde. Steeds meer landen ‘ten oosten van Wenen’, waaronder Oekraïne, Wit-Rusland, Azerbeidzjan, Oezbekistan en Kazachstan begonnen zich van de westerse bemoeienis met mensenrechten af te keren en beperkten het mandaat van hun OVSE-veldmissies. De Centraal- en Oost-Europese landen daarentegen ervoeren door hun EU-toetreding ‘geslaagd’ te zijn voor hun democratie-examen.

Het Kremlin voerde intussen gestaag het verzet op tegen wat het beschouwt als een unipolaire wereldorde gebaseerd op westerse, liberaal-democratische waarden en begon zo steeds explicieter afstand te nemen van beginselen waar het in de jaren ’90 zelf voor getekend had. Reeds in 2004 beschuldigde minister van Buitenlandse Zaken Lavrov de West-Europese en Amerikaanse opstelling binnen de OVSE van een ‘mentor-pupil’- mentaliteit, terwijl Poetin zelf in 2007 het Westen ervan beschuldigde de organisatie te misbruiken als “vulgair instrument van de eigen belangen”.[11]

Rusland begon eigen, rivaliserende organisaties op te zetten, waaronder de Collective Security Treaty Organization en de Euraziatische Unie. Mede gestut door een hoge olieprijs ging Rusland zijn oude rol als grootmacht steeds assertiever opeisen. Dit vond echter geen vertaling binnen de OVSE; diverse pogingen de organisatie te hervormen (waaronder het Corfu-proces en het Medvedev-plan) bloedden dood door een gebrek aan gemeenschappelijke visie, zowel op veiligheids- als waardengebied.

Oekraïense tanks aan de rand van het conflictgebied

Oekraïense tanks aan de rand van het conflictgebied in Oost-Oekraïne, februari 2015. Foto: OVSE

Box: Medvedev-plan en Corfu Process

In 2008 kwam de toenmalige Russische president Medvedev met voorstellen voor een nieuw veiligheidsverdrag voor Europa. Dat zou juridisch bindende bepalingen moeten bevatten om de ondeelbaarheid van de veiligheid te garanderen. Eind 2009 legde de Russische Federatie een formeel voorstel op tafel. Het bevatte naast een bijstandsverplichting ook artikelen waarin was vastgelegd dat veiligheidsmaatregelen van de ene partij niet ten koste mogen gaan van een ander. Met name het tweede aspect werd uitgelegd als een poging verdere uitbreiding van de NAVO tegen te gaan. Eerder dat jaar initieerde de OVSE het zogeheten Corfu Process, een nieuw platform voor dialoog over Europese veiligheid waar ook werd gesproken over het Medvedev plan. De recente veiligheidscrisis rond Oekraïne was mede aanleiding tot het oprichten van een OVSE-panel van Eminent Persons dat moet adviseren over het immuun maken van het continent voor veiligheidscrises.

Het consensusprincipe verwerd tot een blokkerende factor, terwijl de in omvang toegenomen EU een steeds assertiever buitenlands beleid ging ontplooien, inclusief eigen veldmissies.[12] Rusland werd steeds minder een deelnemer aan de Europese veiligheidsarchitectuur en steeds meer een argwanende buitenstaander die zich niet veilig voelt. De OVSE leek meer en meer op weg naar de uitgang.[13]

De Russische inval in Georgië in 2008 – kort na de NAVO-top in Boekarest, waarop zowel Oekraïne als Georgië lidmaatschap in het vooruitzicht werd gesteld – was mede een waarschuwingsschot van het Kremlin om verdere uitbreiding van de Europese invloedssfeer richting de Russische grenzen een halt toe te roepen. De posities binnen de OVSE tijdens de Georgië-crisis lagen zó ver uiteen dat er niet alleen geen overleg meer mogelijk was, maar zelfs de OVSE-missie in Georgië abrupt gesloten werd.

De EU nam onder Frans voorzitterschap het roer over en stuurde een eigen waarnemersmissie die echter geen toegang kreeg tot Abchazië en Zuid-Ossetië. Beide gebieden werden door Moskou als onafhankelijk erkend, mede als wraakoefening voor de westerse erkenning van de onafhankelijkheid van Kosovo. Wederom sneuvelde een van de basisprincipes van de ‘Decalogue’: dat van territoriale integriteit.

Hernieuwde geopolitieke confrontatie en de Oekraïne-crisis

Richtten de Russische bezwaren zich aanvankelijk vooral tegen verdere uitbreiding van de NAVO, meer recent kwam ook de EU onder vuur te liggen. De oostelijk partnerschappen van de EU, bedoeld om een ‘ring van vrienden’ aan de grenzen van Europa te creëren, werden zo een geopolitiek project dat in Moskou als concurrent wordt gezien van de Euraziatische Unie, die in 2015 officieel van start ging.

Rusland oefende zware druk uit op buurlanden om zich niet officieel met de EU te associëren. Armenië zwichtte daarvoor, Georgië en Moldavië niet. De houding van Moskou sorteerde ook effect in Oekraïne, waar president Janoekovitsj op het laatste moment afzag van het tekenen van de associatieovereenkomst met de EU. Het zou het reeds diep verdeelde land verder verscheuren en leiden tot een enorme crisis, die Oekraïne tot op de dag van vandaag in zijn greep heeft.

Het Kremlin zag de onvoorwaardelijke steun voor de pro-Europese demonstranten als een door het Westen geënsceneerde staatsgreep in een bevriend buurland – wederom een schending van Helsinki vanuit Russische optiek. Het reageerde met een heftigheid die zelfs de meest ervaren analisten verraste. De rol van de OVSE als Europees veiligheidsplatform leek compleet uitgespeeld.

Het tegendeel bleek echter het geval.[14] Geconfronteerd met de grootste veiligheidscrisis sinds de Balkanoorlogen, bleef het Westen weinig over dan zich te wenden tot de OVSE, het enig overgebleven neutrale overlegorgaan waar Rusland, de Verenigde Staten en de Europese Unie elkaar nog konden vinden. Onder vaardig Zwitsers voorzitterschap en dankzij zware Duitse druk werd een waarnemersmissie naar Oekraïne gezonden om onpartijdige informatie te verzamelen en kwam tegelijk een moeizaam onderhandelingsproces op gang in Minsk over een wapenstilstand. De Special Monitoring Mission (SMM) en verscheidene OVSE-instituties spelen thans een prominente rol in het stabiliseren van Oekraïne.

Zomer 2015: Scenario’s en beleidsopties

Het Minsk-proces was vanaf het begin een zware dobber voor de betrokken partijen. De twee akkoorden die in 2014 werden gesloten, volgden beide op Oekraïense nederlagen op het slagveld. Oekraïne tekende ze onder grote druk en moest binnenslands zeer onpopulaire politieke maatregelen nemen in ruil voor een staakt-het-vuren.

Over de houdbaarheid van Minsk II bestaan grote twijfels. Wordt de wapenstilstand blijvend gerespecteerd en komen er politieke afspraken over de toekomst van Oost-Oekraïne of ontstaat er een permanente patstelling die een zware hypotheek legt op de regio? Of worden de gevechten hervat? De antwoorden op deze vragen zijn mede bepalend voor de verdere ontwikkeling van de veiligheidssituatie in Europa. Zij hebben een enorme impact op mogelijke scenario’s en beleidsopties voor het Westen en de OVSE.[15] Wij schetsen er drie die een kans maken, maar met alle voorbehoud die de fluïde situatie vereist. Elk scenario heeft natuurlijk andere consequenties voor de OVSE.

De staatshoofden van respectievelijk Wit-Rusland, Rusland, Duitsland, Frankrijk en Oekraïne

De staatshoofden van respectievelijk Wit-Rusland, Rusland, Duitsland, Frankrijk en Oekraïne in Minsk, februari 2015. Foto: Wikipedia Commons

Scenario 1: Con(fron)tainment (waarden centraal, grote veiligheidsrisico’s)

In dit scenario, hetgeen door velen voor het meest waarschijnlijke wordt gehouden gezien de huidige opstelling van de voornaamste partijen, geeft het Westen absolute prioriteit aan de eigen waarden, waaronder het recht van soevereine en democratisch bestuurde landen te kiezen tot welke bondgenootschappen en economische blokken ze willen behoren.

Rusland moet daarom inbinden in Oekraïne en de annexatie van de Krim terugdraaien. Gebeurt het tegenovergestelde, hetgeen te verwachten is, dan worden de sancties verder aangescherpt en president Poetin nog meer geïsoleerd in de hoop dan wel verwachting dat zijn regime zal instorten.[16] Een dialoog zonder dergelijke voorwaarden vooraf wordt voor zinloos gehouden gegeven de enorme inhoudelijke kloof en de vervreemding van elkaar. Beide kanten raken steeds dieper gevangen in een veiligheidsdilemma en voeren de paraatheid en de bewapening op. De Amerikanen en hun bondgenoten zullen uiteindelijk wapens aan de regering in Kiev gaan leveren en stapje voor stapje in een ‘proxy war’ terechtkomen. De enorme veiligheidsrisico’s die dit scenario meebrengt worden geaccepteerd en het Westen bereidt zich voor op een lange periode van confrontatie en indamming, desnoods met militaire middelen.

De met dit scenario verbonden opstelling krijgt vooral steun van de Verenigde Staten en enkele nieuwe NAVO-lidstaten, alsmede van de Oekraïense regering zelf.

Scenario 2: Congagement (een compromis tussen waarden en veiligheid)

In dit strategisch geduldige scenario gaat het Westen met Rusland om de tafel: zonder precondities, maar met duidelijke normatieve kaders. De Minsk-akkoorden worden door zowel Oekraïne als Rusland geïmplementeerd, met als uitkomst dat de afvallige regio’s een eigen status krijgen binnen de Oekraïense grenzen. De kwestie van de Krim wordt geparkeerd zonder daadwerkelijke erkenning. Russische zorgen op economisch en veiligheidsgebied worden openlijk besproken en er wordt gezocht naar gemeenschappelijke oplossingen in de vorm van nieuwe afspraken over conventionele bewapening.

Rusland respecteert de wens van de landen van het Oostelijk Partnerschap om nauwere banden met de EU aan te gaan en zoekt samen met de EU naar oplossingen op handelsgebied. Het vraagstuk van nieuw NAVO-lidmaatschap wordt op de lange baan geschoven, zonder dat de NAVO zich hieraan verdragsmatig committeert. Aan de OVSE-afspraken op het gebied van democratisering, mensenrechten en rechtsstatelijkheid wordt niet getornd, noch binnen Rusland en zijn bondgenoten, noch binnen de landen die voor nauwere toenadering tot het Westen hebben gekozen.[17]

Dit scenario wordt weliswaar het meest wenselijk geacht in de meeste EU-lidstaten, maar het is gezien de harde positie van een aantal sleutelspelers momenteel niet het meest waarschijnlijke.

Scenario 3: Co-opted Security (Veiligheid eerst, waarden op de tweede plaats)

Het Westen deinst uiteindelijk terug voor het veiligheidsrisico dat waarden gedreven politiek in de actuele situatie meebrengt en valt terug op enkele bruikbare basisprincipes van Helsinki, waaronder niet-inmenging in binnenlandse aangelegenheden en een de facto Russisch veto in de Europese veiligheidsarchitectuur.

In ruil voor militaire de-escalatie wordt er een deal over Oekraïne gesloten zónder Oekraïne, waarin het Westen zich ook verdragsmatig committeert aan een politieke, militaire en zelfs economische ‘bufferzone’ in Oost-Europa en de Zuidelijke Kaukasus, wat neerkomt op legitimering van de invloed in buurlanden en het gezamenlijk bepalen van de speelruimte voor bilaterale betrekkingen. Russische bezwaren tegen westerse steun aan kleurenrevoluties worden feitelijk geaccepteerd en de ruimte voor mensenrechtenorganisaties en politieke oppositie in de herbevestigde Russische invloedssfeer krimpt daardoor gestaag.[18]

Voor een dergelijk scenario, dat duidelijk de eerste voorkeur van de Russische Federatie heeft, is steun in Duitse kringen, in Griekenland en enkele Oost Europese landen, maar niet binnen het overgrote deel van de NAVO-lidstaten.

De OVSE houdt toezicht op transport van zware wapens

De OVSE houdt toezicht op transport van zware wapens in Oost-Oekraïne, februari 2015. Foto: OVSE

Welke rol is weggelegd voor de OVSE?[19]

De rol die de OVSE de komende jaren kan spelen, verschilt in elk van deze drie scenario’s. In het eerste is de organisatie in feite uitgespeeld: van overleg komt niets terecht en Rusland wordt geïsoleerd. Namens het Westen zullen de EU en de NAVO de hoofdrol spelen in Oekraïne; voor onpartijdige waarnemers is steeds minder ruimte. Rusland zal op zijn beurt de divers instituties van de menselijke dimensie verder proberen te ondermijnen en de landen van de Euraziatische Unie zullen ter ondersteuning daarvan OVSE-missies op hun grondgebied sluiten.

In het tweede scenario zou de OVSE een significante bijrol of misschien zelfs een hoofdrol kunnen spelen, als overlegplatform én als onpartijdige ‘notaris’ van de gemaakte afspraken, waaronder eventueel de Minsk-akkoorden en hun vervolg. Vertrouwenwekkende maatregelen, deels stammend uit de tijd van de Koude Oorlog, worden gereactiveerd om incidenten en mogelijke escalatie in het verdragsgebied te voorkomen en het veiligheidsdilemma te doorbreken. Doordat de verhoudingen binnen de organisatie geleidelijk worden genormaliseerd, kan de OVSE blijven toezien op de democratisering en mensenrechten.

Nieuwe Europese veiligheid is te koop, maar de prijs is hoog

Het derde scenario grijpt in feite terug op de voorloper van de OVSE, de slotakte van Helsinki, en brengt het OVSE-gebied terug naar de wereld van de blokvorming. De OVSE zal wel blijven bestaan, ook als toezichthouder op de gemaakte veiligheidsafspraken, maar krijgt steeds minder de gelegenheid om mensenrechten en andere waarden te bevorderen. De ‘bufferstaten’ zullen teleurgesteld raken in het ontnemen van hun perspectief op Euro-Atlantische organisaties, hetgeen negatieve gevolgen voor de hervormingen in deze landen heeft.

Conclusie

Veertig jaar na de slotakte van Helsinki is er geen tijd om te vieren. De meest kansrijke Amerikaanse presidentskandidaten aan zowel Democratische als Republikeinse zijde zijn beiden voor een harde lijn jegens Rusland. Een compromisloos beleid van ‘confrontainment’ heeft als voordeel dat we niet hoeven te marchanderen met onze waarden, maar tegelijk als vereiste dat we wel bereid moeten zijn de veiligheid van ons continent op het spel te zetten om Rusland in te dammen.

Het herbevestigen van de Helsinki- principes van non-interventie in binnenlandse aangelegenheden en territoriale integriteit zou dit tij kunnen keren. Tegelijkertijd ligt dan echter het gevaar op de loer van hernieuwde blokvorming en het afserveren van gedeelde waarden. Nieuwe Europese veiligheid is te koop, maar de prijs is hoog.

Het Duits en daarna Oostenrijks voorzitterschap bieden kansen om tussen deze twee uitersten te laveren en de OVSE opnieuw op de kaart te zetten, de vertrouwensbreuk tussen Rusland en het Westen langzaam te repareren en het gevaar op een grote militaire confrontatie af te wenden. Dit zijn dan ook de doelen zoals Frank-Walter Steinmeier, de aankomend OVSE-voorzitter en Duitse minister van Buitenlandse Zaken, ze heeft gesteld in zijn recente toespraak voor de Permanente Raad van de OVSE.[20] De Nederlandse koers van de ‘gebalde vuist en de open hand’ sluit hier goed bij aan.

De ‘gouden middenweg’ is een gematigd beleid van onderhandelingen binnen een hard normatief kader, geschraagd door een beter uitgebalanceerde OVSE en een geloofwaardige maar niet escalerende NAVO, zodat het Rusland duidelijk wordt dat het derde, door het Kremlin gewenste scenario niet haalbaar is.

Het concept van veelomvattende veiligheid in ál haar dimensies, zowel politiek/militair als economisch en menselijk, zou de basis kunnen zijn waarop een hernieuwde veiligheidsgemeenschap in Europa gebouwd kan worden. Misschien dat er dan over tien jaar wat comfortabeler kan worden teruggekeken op een halve eeuw Helsinki.

Noten

Conference on Security and Co-operation in Europe, Final Act (Helsinki, 1975). Zie voor recente reflectie de slotverklaring van de OSCE Parliamentary Assembly, zoals aangenomen op 9 juli 2015, getiteld ‘Recalling the Spirit of Helsinki.
Zie ook: Jan Marinus Wiersma, ‘Europese veiligheidsarchitectuur op de tocht?’, Internationale Spectator, jrg. 68 (2014), nr. 12, pp. 28-33. Over het dreigingsbeeld zie o.a. de POLITICO Transatlantic Caucus survey, 8 juni 2015.
Zie voor de discussie o.a. Ronald Freudenstein & Ulrich Speck, The Renaissance of the West. How Europe and America can shape up in confronting Putin’s Russia, Wilfried Martens Centre for European Studies (Brussel, 2015), alsmede het eindrapport van de CEPS Task Force on European security and defense, More Union in European Defence (februari 2015). Recente peilingen tonen echter ook aan hoe weinig enthousiasme er in Europa is voor een militaire oplossing: ‘Nato Publics Blame Russia for Ukrainian Crisis, but Reluctant to Provide Military Aid’, Pew Research Center (juni 2015).
Zie voor een overzicht ETH Zurich, ‘The OSCE: Fighting for Renewed Relevance’, CSS Analysis in Security Policy (No. 110, maart 2012), alsmede ter illustratie de toespraak van Victor Orbán in Băile Tuşnad van 26 juli 2014.
De New York Times bijvoorbeeld veroordeelde toendertijd de Helsinki-akkoorden als een ‘sell-out’. Zie Christian Nünlist & David Svarin (eds.), Perspectives on the Role of the OSCE in the Ukraine Crisis (Centre for Security Studies/ETH Zürich, 2014), p. 13.
Zie bijv. Christian Peterson, Globalizing Human Rights: Private Citizens, the Soviet Union, and the West (Routledge, 2012).
Charter of Paris for a New Europe’, Second CSCE Summit of Heads of State or Government, Parijs, 19-21 november 1990.
Istanbul Document 1999’, 6th OSCE Summit of Heads of State or Government, Istanbul, 19 november 1999.
Zie Ulrich Kühn, ‘From Capitol Hill to Istanbul: The Origins of the Current CFE Deadlock’, Centre for OSCE Research Working Paper 19 (Hamburg, 2009).
Zie voor een diepere analyse van de mislukking van de 2000 Vienna Ministerial: Randolf Oberschmidt & Wolfgang Zellner, ‘OSCE at the Crossroads’, Centre for OSCE Research (CORE) Working Paper 2.
Zie Sergei Lavrov, ‘Reform will enhance the OSCE’s relevance’, Financial Times, 28 november 2004; en de toespraak van Vladimir Poetin voor de 43ste Munich Security Conference, 12 februari 2007: http://wapo.st/1btq8tt.
28 van de 57 OVSE-leden zijn inmiddels lid van de EU en betalen samen 70% van het OVSE-budget. Zie voor een overzicht van de verschuivende machtsbalans: Christian Nünlist & David Svarin (eds.), Perspectives on the Role of the OSCE in the Ukraine Crisis (Centre for Security Studies/ETH Zürich, 2014), p. 4.
Zie Randolf Oberschmidt & Wolfgang Zellner, ‘OSCE At the Crossroads’, CORE Working Paper 2 (2001), alsmede P. Terrence Hopmann, ‘Building Security in Post-Cold War Eurasia’, United States Institute of Peace: Peaceworks (1999).
Zie voor een goed overzicht van de rol van de OVSE in de Oekraïne-crisis: Christian Nünlist & David Svarin (eds.), Perspectives on the Role of the OSCE in the Ukraine Crisis (Centre for Security Studies/ETH Zürich, 2014).
Zie Carl Bildt, ‘Russia, the European Union and the Eastern partnership’, ECFR Riga Series, mei 2015.
Zie als voorbeeld van deze benadering Vladislav L. Inozemtsev, ‘Russia of 2010s: How to Live with It and How to Outlive It’, DGAP kompakt (Juni 2015).
Zie bijv.: Wolfgang Ischinger, Eine Aufgabe fur Generationen, IP (januari 2015), voorts de Beleidsbrief betrekkingen met Rusland van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, 13 mei 2015.
Zie bijv. Kai Olaf Lang & Barbara Lippert, ‘Optionen der EU für den Umgang mit Russland und den ostlichen Partnerlandern’, SWP Aktuell (april 2015); Matthias Dembinski et al, ‘Einhegung: Die Ukraine Russland und die europaische Sicherheits ordnung’, HSFK Report 3/2014; en Markus Kaim et al, ‘Die gesamteuropaische ordnung vor einer Zäsur - drei Leitlinien fur eine Neubegin’, SWP Aktuell (februari 2015).
Zie Wolfgang Zellner, ‘Identifying the Cutting Edge: The Future Impact of the OSCE’,CORE Working Paper 17, alsmede Wolfgang Zellner, ‘Managing Change in Europe: Evaluating the OSCE and Its Future Role: Competencies, Capabilities, and Missions’, CORE Working Paper 13.
Toespraak van Frank-Walter Steinmeier bij de OVSE Permanente Raad, Wenen, 2 juli 2015.