Internationale Spectator 10 – 2015 (jrg. 69) – Item 2 van 12

ARTIKEL

Terreuralarm in Europa: naar een alomvattende aanpak van een massale dreiging

Thomas Renard

Tien dagen lang leefde Brussel na de Parijse aanslagen onder het allerhoogste dreigingsniveau. Hoewel er vele arrestaties hebben plaatsgevonden, gaan de antiterreur-operaties onverminderd door. In dit artikel[1] analyseert Thomas Renard de huidige aanpak en geeft hij aan welk beleid noodzakelijk is om het nieuwe internationale terrorisme van IS te bestrijden.

IS verlegt focus?

Heeft Islamitische Staat zijn terreurstrategie veranderd? Dat is misschien wel een van de belangrijkste vragen om te beantwoorden. IS heeft zich tot nu toe hoofdzakelijk gericht op de ‘nabije vijand’, dat wil zeggen op de ‘‘afvallige’ moslims in Irak en Syrië. Dit was een van de belangrijkste verschillen tussen IS en al-Qaida; laatstgenoemde terreurorganisatie was immers vooral gefocust op de ‘verre vijand’, te weten de westerse wereld, en wel om de invloed van het Westen in het Midden-Oosten aan te tasten. Door dit essentiële verschil vormde IS in zekere zin een minder directe bedreiging voor Europa, en dat leidde tot een beperking in de omvang van het westerse antwoord op de dreiging van IS.

Zwaarbewapende politie in Brussel

Zwaarbewapende politie in Brussel tijdens een optocht in 2012. Source: Flickr.com – Antonio Ponte

Maar de situatie lijkt nu veranderd. Na het neerhalen van het Russische vliegtuig boven de Sinaï-woestijn in Egypte en de aanslagen in Beiroet en Parijs, die alle door IS zijn geclaimd, evenals de recente door IS geuite dreigingen tegen Europese en Amerikaanse steden, moeten we er ernstig rekening mee houden dat IS zijn focus naar de ‘‘verre vijand’ heeft verzet. En waarom? Zijn alle bovengenoemde aanslagen ‘besteld’ en gecoördineerd door het IS-leiderschap (overeenkomstig al-Qaida’s ’9/11-model’), of hebben enkele van de uit Syrië teruggekeerde foreign fighters daartoe zelf het initiatief genomen, op een meer gedecentraliseerde wijze (meer zoals al-Qaida’s model van rond 2010)?

Het is uiteraard nog te vroeg om deze vragen te beantwoorden, maar het onderzoek en de operaties die sinds medio november in Brussel worden uitgevoerd, kunnen alvast de nodige klaarheid schenken, bijvoorbeeld over de banden tussen de Europese terroristische cel en het leiderschap van IS. Al deze antwoorden zullen bepalend zijn voor het dreigingsniveau in Europa. Een verandering in de strategie van IS zal het terreuralarm over heel Europa intensiveren. De antwoorden zullen ook bepalend moeten zijn voor Europa’s respons. In het geval van centraal gecoördineerde aanslagen kunnen contacten en communicaties met het IS-leiderschap worden opgespoord en afgeluisterd (in Europa en Syrië), terwijl als het gaat om zelfstandige cellen, prioriteit gegeven zal moeten worden aan communicatie binnen de cel. Een hiërarchisch model vereist wellicht ook meer internationale samenwerking dan een gedecentraliseerd model.

IS heeft zich tot nu toe hoofdzakelijk gericht op de ‘nabije vijand’.

“IS heeft zich tot nu toe hoofdzakelijk gericht op de ‘nabije vijand’.” Source: Flickr.com – Freedom House

Contraterrorisme zou net als terrorisme geen grenzen moeten kennen

Terrorisme kent – letterlijk en figuurlijk – geen grenzen, en dat zou ook voor contraterrorisme moeten gelden. De terroristen die verantwoordelijk zijn voor de aanslagen in Parijs hadden verschillende nationaliteiten, waren in Syrië getraind en via verschillende routes naar Europa teruggekeerd. Na de aanslagen wisten er enkelen te vluchten en naar Brussel terug te keren. De paradox van het contraterrorisme is niet zozeer dat terroristen grenzen links laten liggen, maar juist dat ze grenzen in hun voordeel gebruiken.

Daarentegen vindt de aanpak van het terrorisme voor een belangrijk deel binnen vaste grenzen plaats, d.w.z. op nationaal niveau, door inlichtingendiensten, veiligheidsdiensten en juridische instanties. De uitdaging van het contraterrorisme is dan ook het werk van al deze diensten en instellingen te coördineren om de dreiging het hoofd te bieden.

Het goede nieuws is dat er al veel samenwerking plaatsvindt, vooral op bilateraal niveau. Op Europees niveau is ook een aantal maatregelen genomen, om de inspanningen te coördineren en de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken. Het slechte nieuws is dat samenwerking tussen inlichtingendiensten uit de aard der zaak altijd beperkt zal blijven. Ook is gebleken dat nationale autoriteiten terughoudend zijn in het gebruiken van sommige bestaande instrumenten, zoals het Schengen Information System (SIS, voor de uitwisseling van informatie inzake personen of wapens): instrumenten die nuttig hadden kunnen zijn bij het opsporen van verdachte terroristen binnen Europa.

Wat contraterrorisme betreft zal samenwerking op nationaal en bilateraal niveau altijd prevaleren boven de EU-brede samenwerking. Maar men mag de rol van de EU op dit beleidsterrein ook niet onderschatten. Zo heeft de Unie in 2005 een contraterrorisme-strategie aangenomen, die fundamentele richtlijnen voor Europese samenwerking aanreikt; voorts werd de functie van Contraterrorisme Coördinator ingesteld, die voor de follow-up van deze strategie moet zorgen. Verder zijn er bruikbare EU-instrumenten, zoals het SIS of het Europese Arrestatie Bevel, agentschappen, zoals Europol en Eurojust, en mechanismen in het kader van de Raad, zoals de werkgroepen van nationale terrorisme-experts (onder de codenaam COTER en JAI) en zelfs van de hoogste veiligheidsautoriteiten (codenaam COSI).

Aanpak van regeringswege moet verder gaan dan pure veiligheidsmaatregelen

Al deze instrumenten, agentschappen en mechanismen zijn evenzovele tekenen van een bereidheid om wat deze zaken betreft op Europees niveau samen te werken. Feit is echter dat de meeste Europeanen zelfs het bestaan van deze samenwerkingsverbanden niet kennen; meer vertrouwen en meer bevoegdheden voor deze instrumenten is dan ook geboden.

De terroristische dreiging vereist een alomvattend antwoord. Zij moet in een langetermijnperspectief en in al haar complexiteit benaderd worden. Dit betekent, op nationaal niveau, dat de aanpak van regeringswege verder moet gaan dan pure veiligheidsmaatregelen. Momenteel zijn in Frankrijk en België noodmaatregelen genomen om de dreiging te beheersen en te beteugelen. Bij sommige van die maatregelen kunnen vraagtekens worden geplaatst, zoals het Belgische plan om alle ‘teruggekeerden’ in de gevangenis op te sluiten – daar waar een aantal van de terroristen juist zijn geradicaliseerd. Over het algemeen was het nemen van die maatregelen echter operationeel noodzakelijk en politiek gezien terecht.

Belgisch kattekwaad

Wat nu echter nodig is, is een ruimer palet van maatregelen, toegesneden om de terroristische dreiging in haar geheel aan te pakken, van de kwestie van radicalisering tot de weerbaarheid van de samenleving (laat mij er, wat die weerbaarheid betreft, op wijzen dat de Belgen hun legendarische gevoel voor humor nog niet hebben verloren; zo werden er massaal tweets van foto’s van katten uitgezonden, nadat de politie had verzocht op de sociale media niet te communiceren over de lopende operaties). Kortom, België en andere Europese landen hebben een goede contraterrorisme-strategie nodig. In België wordt de noodzaak van een strategie nog versterkt door het complexe institutionele landschap, waar bevoegdheden (op het gebied van veiligheid, religie, onderwijs, gevangeniswezen) zijn verdeeld tussen de federale overheid, gewesten en steden.

Een #BrusselsLockdown-tweet

Een #BrusselsLockdown-tweet Source: Twitter - @Waaagon

Op het internationale niveau dient Europa’s antwoord ook alomvattend te zijn. De Franse president Hollande reageerde op de aanslagen in Parijs door IS de oorlog te verklaren. Hij riep ook op tot Europese solidariteit door een wederzijdse verdedigingsclausule aan te halen, waarop alle lidstaten positief reageerden. Een escalatie van militaire operaties tegen IS mag dan ook worden verwacht – alhoewel de inzet van Europese grondtroepen voorlopig niet aan de orde is. Luchtaanvallen kunnen IS verzwakken, zeker, maar nooit verslaan.

Het antwoord: militair plus diplomatiek

Het militaire offensief moet dan ook worden gecompleteerd door hernieuwde diplomatieke inspanningen. De huidige paradox is dat, terwijl IS rechtstreeks profiteerde van de internationale verdeeldheid tussen Rusland en het Westen wat betreft Syrië (IS was immers duidelijk niet het belangrijkste doelwit van de Russische luchtaanvallen), hebben de recente aanvallen van de terroristische groep tegen Europa en een Russisch vliegtuig wellicht de diplomatieke impasse doorbroken en de totstandkoming van een mondiale coalitie tegen de terreurorganisatie zelf vergemakkelijkt. Zelfs China, dat zich tot dusver heel voorzichtig heeft opgesteld, heeft zijn retoriek tegen IS opgevoerd, na de onthoofding van een Chinese gijzelaar in week 47 van 2015.

Zeker, enkele cruciale kwesties staan een diplomatieke deal inzake Syrië nog in de weg, zoals de toekomst van het Assad-regime, maar we zijn nu duidelijk dichter bij een oplossing dan een week geleden. En zo’n deal zal een belangrijke stap zijn in de strijd tegen IS.

Noten

Dit artikel verscheen op 24 november in het Engels op de website van Koninklijk Instituut voor Internationale Betrekkingen Egmont, vertaling: Peter Schregardus.