Internationale Spectator 4 – 2015 (jrg. 69) – Item 9 van 20

THEMA ARTIKELOnrust in het Oosten van Europa

Is de Russische beer losgebroken?

Journalistieke bespiegelingen over Rusland en de Oekraïne-crisis

Nicolaas A. Kraft van Ermel

Naar aanleiding van:


Laura Starink

De schaduw van de grote broer

Amsterdam & Antwerpen: Uitgeverij Atlas Contact, 3e druk, 2015, 343 p.; €19,95

ISBN: 978-90-4502-812-5


Peter d’Hamecourt

Rusland in Oorlog – met zichzelf en de wereld

Schoorl: Uitgeverij Conserve, 2014, 371 p.; €19,99

ISBN: 978-90-5429-372-9


Peter d’Hamecourt

Rusland in Oorlog 2 – met zichzelf en de wereld

Schoorl: Uitgeverij Conserve, 2015, 232 p.; €19,99

ISBN: 978-90-5429-380-4

Als er sinds het uitbreken van de Oekraïne-crisis eind 2013/begin 2014 iets duidelijk is geworden, dan is het wel dat Rusland en ‘het Westen’ elkaar niet begrijpen. Maart 2014 schreef Margriet Drenth dat Rusland de wereld vooral begrijpt als een zero-sum game, terwijl de Europese Unie veeleer denkt in termen van gedeelde belangen, soevereiniteitsoverdracht en vreedzame middelen.[1] Ook wordt de overtuiging sterker dat wij, in het Westen, te weinig begrijpen van de complexe situatie in Oekraïne, Rusland en andere landen in Midden- en Oost-Europa. Geen nieuwe gedachtegang overigens; menig regiospecialist was zich hier al vóór de crisis van bewust.

Twee Nederlandse journalisten, beide met een grote staat van dienst, Laura Starink en Peter d’Hamecourt, pogen ieder op hun eigen manier aan het Nederlandse publiek uit te leggen hoe deze crisis is ontstaan en welke achtergronden hierbij een rol spelen. In Starinks De schaduw van de grote broer gaat het vooral over het verleden, dat in het huidige conflict nooit weg te denken is. Hierbij moet natuurlijk gedacht worden aan historisch geïnspireerde topoi, zoals ‘Alle Oekraïners zijn fascisten’ of ‘Russen zijn barbaarse/Aziatische onderdrukkers’, die aan beide zijden in het Oekraïense conflict gebezigd worden.

cover

Starink: het nooit weg te denken verleden

Starink vraagt zich af waarom het verleden zo’n belangrijke rol speelt en welke vorm de omgang met dat verleden aanneemt. Zij kiest hierbij voor een thematische aanpak; in totaal worden vier casussen door haar behandeld.

Letland en zijn ‘Russische zuil’

Letland en in het bijzonder de gespannen verhoudingen tussen Letten en Russen, vormen Starinks eerste casus. In Letland worden de gebeurtenissen die zich in het nabijgelegen Oekraïne ontvouwd hebben met argusogen bekeken, vooral in het licht van de grote Russische minderheid in Letland (Rusland gebruikte immers het argument dat het Russen buiten de eigen landsgrenzen dient te beschermen als argument voor de annexatie van de Krim).

Ook speelt het recente verleden mee: voor Letten geldt dat zij een onverwerkt verleden hebben in de vorm van de inlijving van Letland door de Sovjetunie na het Molotov-Ribbentrop-pact in 1939 en de massadeportaties van Letten door het Rode Leger. Letten kunnen hierbij terecht wijzen naar ‘de grote broer’, zoals Starink naar Rusland (of de Sovjetunie) verwijst.

Spanningen worden alleen maar groter, doordat de Letten op hun beurt Letse SS’ers verheerlijken als vrijheidsstrijders, terwijl de soldaten van het Rode Leger, die door de Russische minderheid als helden worden gezien, juist worden verguisd. Als daarbij wordt opgeteld dat Russen in Letland maar matig zijn geïntegreerd in de Letse samenleving, dan is een conflict in Letland niet eens zo ondenkbaar en zijn angsten voor Russisch optreden in het Balticum beter te begrijpen.

Russen leven in Letland in een compleet eigen ‘zuil’

Starink laat zien dat er in Letland zeker genuanceerde geschiedschrijving bestaat over het eigen (omstreden) Tweede Wereldoorlog-verleden en dat ook binnen de Joodse gemeenschap in Letland met enig begrip naar de Letse SS’ers wordt gekeken. Voor de Russische propaganda die de Letten in een sterk negatief daglicht stelt, heeft Starink echter geen goed woord over. Hierbij introduceert ze het begrip ‘Roesski mir’ (Russische wereld) dat Rusland en de Russischtalige regio’s als een geheel beschouwt.

Daarbij hoort ook een gelijknamige soft power-organisatie die met de exploitatie van diverse Russische centra probeert de Russische taal en cultuur te propageren. De organisatie Roesski mir en de Russische politieke partij Harmoniecentrum worden in Letland veelal beschouwd als een vijfde colonne voor Rusland: hierbij komt het grootste probleem in Letland aan de orde: Russen leven in Letland in een compleet eigen ‘zuil’.

Polen en de massamoord op Joden in Jedwabne

Als tweede casus gebruikt Starink Polen: ze behandelt hierbij vrijwel uitsluitend de controverse over het Oost-Poolse dorpje Jedwabne, waar de lokale Poolse bevolking tijdens de Tweede Wereldoorlog op gruwelijke wijze hun Joodse buren hebben vermoord, terwijl de Duitsers toekeken. De controverse barstte los na publicatie van het boek Sąsiedzi (‘Buren’) door de Pools-Amerikaanse historicus Jan T. Gross in 2000.[2] Starink spreekt hier vooral over de Poolse onwil om een niet-Pools verleden (Joods, Oekraïens, Duits, enz.) in het vooroorlogse Polen te erkennen (Polen was tot de Tweede Wereldoorlog een multi-etnische staat); tevens weigeren Polen hun eigen rol in de vernietiging van die multi-etnische Poolse staat te erkennen. Hierbij bestudeert Starink onder andere de rol van de Poolse Katholieke kerk.

Kaliningrad: het raam op het Westen?

Starinks derde casus is de Russische exclave Kaliningrad, voorheen Oost-Pruisen, en de Duitse stad Königsberg. Starink laat zien dat het Duitse verleden in Kaliningrad nooit ver weg is. Ook toont ze dat de positie van Kaliningrad zeer lastig is, min of meer ook “in de schaduw van de grote broer”: Kaliningrad heeft last van zijn perifere ligging in Rusland (zo kwam de vleesverwerkingsindustrie van de regio in grote problemen door Russische economische maatregelen ten aanzien van de import van varkensvlees uit Polen).

Anderzijds toont Starink aan dat Kaliningrad niet het “raam op het westen is” dat de regio claimt te zijn: de inwoners van Kaliningrad denken veelal hetzelfde over de Oekraïne-crisis als Russen in de rest van Rusland, en terwijl in de naastgelegen Poolse grensstreek ondernemers inzetten op Russen uit Kaliningrad die in Polen boodschappen komen doen, zal men in Kaliningrad geen Poolstalige reclameborden aantreffen gericht op Poolse klanten.

Oekraïne: heden en verleden

Starinks vierde en laatste casus is de crisis in Oekraïne, die in totaal bijna een derde van het boek beslaat. Starink begint hierbij met een aantal impressies uit de zomer van 2013, toen er nog geen vuiltje aan de lucht leek. Hierna volgt een korte beschrijving van de demonstraties op de Majdan in Kiev en de wijze waarop dit uitmondde in een machtswisseling in Oekraïne.

Vervolgens geeft zij een impressie van het Oekraïne van na de ‘Majdan’. Hierbij behandelt ze niet alleen Kiev en het westen van Oekraïne (waar de machtswisseling veelal gesteund wordt), maar ook steden in het oosten zoals Charkov (Charkiv), Dnjepropetrovsk en Odessa.

Uiteraard gaat Starink ook in op het fascistische verleden van het Oekraïense nationalisme in het interbellum en de Tweede Wereldoorlog, alsmede op de collaboratie van deze nationalisten met de nazi’s. Hierna neemt zij de positie van de Joodse gemeenschap in Oekraïne onder de loep. Hoe kan het dat deze groep inwoners van Oekraïne vrijwel steevast voor de kant van de Majdan kozen, terwijl Oekraïense nationalisten die de Majdan uitvoerden mededaders aan de Holocaust als helden vereren en er zelf antisemitische ideeën op nahouden?

Europa door Rusland gegijzeld?

Starink vervolgt met een schets van gebeurtenissen na de val van Viktor Janoekovitsj als president van Oekraïne: wat gebeurt er aan de frontlijn in de burgeroorlog in het oosten van Oekraïne? Wie zijn de Oekraïense vrijwilligers die meevechten met het Oekraïense leger? Hoe verliep de strijd om het fel bevochte stadje Slovjansk? Hoe zit het met de wreedheden die tegen de burgerbevolking zijn begaan, zowel door het Oekraïense leger als door de pro-Russische rebellen? Wie is rebellenleider Igor Strelkov, die na het neerstorten van vlucht MH17 triomfantelijk tweette dat er een Oekraïens militair transportvliegtuig was neergehaald? Wat gebeurde er na het neerstorten van MH17 en hoe moest Strelkov het veld ruimen? Starink besluit het geheel met de conclusie dat Europa wordt gegijzeld door Rusland en dat de situatie in Oekraïne daar het trieste dieptepunt van is.

cover

D’Hamecourt: Oekraïne-Rusland, september 2013-januari 2015

Peter d’Hamecourt beperkt zich in zijn beide boeken tot het grondgebied van Oekraïne en Rusland en behandelt de periode september 2013-januari 2015 op chronologische wijze (de scheiding tussen beide delen is aangebracht in augustus 2014). De Russische politiek wordt gekenmerkt door twee ideologische elementen: ultranationalisme en de eurazianistische gedachte (die tevens sterk anti-Amerikaans is), aldus D’Hamecourt.

De auteur stelt zichzelf ten doel de lezer te laten zien hoe deze twee elementen tot de hoofdlijnen van de Russische politiek zijn geworden. Hij laat er daarbij geen twijfel over bestaan dat president Vladimir Poetin hierbij de kwade genius is: het is zijn politiek die Rusland en zijn economie heeft doen vastlopen en het is Poetin die een zinloze strijd voert die vele onnodige slachtoffers maakt.

Het incidentrijke Nederland-Rusland jaar

D’Hamecourts chronologische verhandeling is redelijk compleet: zij begint met het in 2013 lopende Nederland-Rusland jaar, dat gekenmerkt werd door diverse incidenten, zoals de zaak rondom de Arctic Sunrise, de consternatie over de Russische wetgeving tegen propaganda van homoseksualiteit, de arrestatie van de Russische diplomaat Dmitri Borodin en de molestatie van de Nederlandse diplomaat Onno Elderenbosch. Vervolgens zien we hoe de strijd om Oekraïne verliep en hoe Rusland de Oekraïense president Viktor Janoekovitsj beduidend meer te bieden had dan de Europese Unie, wat ertoe leidde dat Janoekovitsj afzag van het aangaan van een associatieakkoord met de EU.

De Russische politiek wordt gekenmerkt door twee ideologische elementen: ultranationalisme en eurazianisme

De auteur laat daarna zien hoe de demonstraties in Kiev zich ontvouwden en hoe uiteindelijk het regime van Viktor Janoekovitsj in een verrassend snel tempo viel. Vervolgens zien we hoe allereerst onrust uitbrak op de Krim en hoe het gebied na een ‘referendum’ door Rusland wordt geannexeerd. Het betoog vervolgt met een beschrijving van de toenemende onrust in Oost-Oekraïne en de zich ontwikkelende strijd in dat gebied, met ‘MH17’ als dieptepunt van zowel die oorlog als van de propaganda op de Russische staatsmedia (de diverse complottheorieën die hier rondgingen over de toedracht rondom vlucht MH17).

Rusland in oorlog met de wereld, en met zichzelf

In het tweede deel is de blik meer op Rusland gericht: D’Hamecourt beschrijft hoe Rusland medio augustus 2014 steeds meer last begon te krijgen van de sancties die de Europese Unie en de Verenigde Staten naar aanleiding van de annexatie van de Krim en MH17 instelden, waarbij ook de dalende olieprijs een grote rol speelde. Voorts zien we hoe de strijd in Oost-Oekraïne steeds verder uit de hand liep, onder andere door de Russische ‘verlofgangers’ (Russische militairen die ogenschijnlijk tijdens hun vakantieverlof meevochten met de pro-Russische rebellen, maar waarvan het ernstige vermoeden bestaat dat zij door het Kremlin naar Oost-Oekraïne zijn gestuurd).

D’Hamecourts betoog eindigt met de constatering dat Rusland in feite al twee jaar in oorlog verkeert: met de wereld, maar ook met zichzelf (o.a. onderdrukking van liberale elementen binnen de Russische samenleving en het totale gebrek aan economische ontwikkeling in Rusland.) De auteur vraagt zich hierbij openlijk af hoe lang Poetin het nog volhoudt; de Russische staatskas raakt immers steeds leger en de olieprijs speelt hem ook nog eens parten.

Het gevaar van een te anti-Russische ondertoon

Beide hier besproken werken laten zich kenmerken door een anti-Russische ondertoon. Nu valt daar het nodige voor te zeggen: Rusland heeft immers de geldende internationale rechtsnormen schromelijk overschreden met de annexatie van de Krim, en de toon van de berichtgeving in Rusland over de crisis is zeker niet mals.[3] In een te zeer anti-Russische ondertoon schuilt echter ook een gevaar: het wordt door die ondertoon steeds moeilijker om ook de eigen Europese, maar vooral ook de Oekraïense rol in het conflict kritisch te beschouwen.

Als Russen beweren dat Rusland in de jaren ’90 en het begin van de 21ste eeuw genegeerd is, dan valt niet te ontkennen dat hier toch wel een kern van waarheid in zit, als men denkt aan bijvoorbeeld de herschikking van het Europese veiligheidssysteem en de Kosovo-crisis en de Golfoorlog van 1990-1991. Het lijkt soms alsof beide auteurs door een iets té roze bril kijken naar de Oekraïense nationalisten van Svoboda en de Pravy Sektor (Rechtse sector), die een grote rol speelden bij de machtswisseling in Kiev.

Beide auteurs lijken onvoldoende te beseffen dat, hoewel de daadwerkelijke aanhang van beide bewegingen weliswaar klein is, hun gedachtegoed van heldenverering van de Oekraïense nationalisten uit de Tweede Wereldoorlog veel breder wordt gedeeld. Bovendien weten Oekraïense nationalisten een groot stempel te drukken op de identiteitspolitiek van de nieuwe Oekraïense regering.[4] Starink schrijft dan wel dat Oekraïne afstand moet nemen van de Oekraïense nationalistenleider uit de Tweede Wereldoorlog, Stepan Bandera, maar lijkt zich er onvoldoende van bewust dat dit in de realiteit nauwelijks gebeurt. Het vermeende Europese engagement van de Oekraïners laat zich immers slecht rijmen met heldenverering van mededaders aan de Holocaust en daders van een etnische zuivering van Polen in het westen van Oekraïne aan het einde van de Tweede Wereldoorlog.

Tevens wordt soms wel heel rooskleurig naar de huidige Oekraïense regering gekeken: onderschat wordt dat ook de nieuwe regering wordt gevormd door een kliek oligarchen. Zo beloofde president Petro Porosjenko vóór de presidentsverkiezingen dat hij zijn belang in zijn chocolade-imperium zou verkopen als hij tot president verkozen zou worden; dat is een jaar later nog altijd niet geschied. Een terechte vraag die gesteld kan worden is of de Oekraïense regering zich niet te veel bezighoudt met een niet te winnen strijd in het oosten van het land, terwijl eigenlijk broodnodige hervormingen moeten worden doorgevoerd. Zowel het oligarchisch karakter als de twijfelachtige hervormingszin laten beide auteurs echter liggen.

Een verder probleem met beide boeken is dat ze een allegaartje van diverse onderwerpen zijn. Van Starinks selectie aan casussen is bijvoorbeeld niet duidelijk waarom juist deze zijn uitgekozen en wat het onderlinge verband precies is. Er vallen legio casussen in Midden- en Oost-Europa te bedenken die evenzeer voor behandeling in aanmerking zouden komen als de door Starink behandelde (zoals de controverse rondom de massamoord van Katyń en de crash van het Poolse presidentiële vliegtuig in 2010). Hoewel D’Hamecourt een chronologische volgorde hanteert, gaat zijn betoog erg van de hak op de tak en zitten er allerlei soms onnodige uitweidingen in of juist onnodige herhalingen.

Opgemerkt moet worden dat Starinks De schaduw van de grote broer beduidend meer diepgang biedt dan D’Hamecourts twee delen Rusland in Oorlog. Daar waar D’Hamecourt de indruk lijkt te wekken zich totaal niet bewust te zijn van belangwekkende literatuur rondom de identiteits- en geschiedenisproblematiek in Midden- en Oost-Europa, verwijst Starink hier juist met naam en toenaam naar. Bijvoorbeeld naar het bekende Bloodlands van de hand van Timothy Snyder[5] en het eerdergenoemde Sąsiedzi van Jan T. Gross, waarbij wel moet worden opgemerkt dat dergelijke literatuur nauwelijks kritisch wordt benaderd en als autoriteit wordt opgevoerd, zonder bijvoorbeeld te vermelden dat er om Snyders Bloodlands in de geschiedwetenschap een behoorlijke controverse woedt.[6]

Desalniettemin is Laura Starinks De schaduw van de grote broer zeker het lezen waard. Het verschaft een inkijk in een wereld die voor het Nederlandse publiek erg ver weg lag en verleden jaar plots erg dichtbij is gekomen. Dat kan van D’Hamecourts Rusland in oorlog niet worden gezegd: dit leest veeleer als een populistisch anti-Russisch pamflet zonder enige nuance. Een dergelijk betoog zal voor de verkoopcijfers ongetwijfeld goed zijn, maar het draagt zeker niet bij tot het verkrijgen van meer inzicht in deze complexe materie.

Dat populistische karakter blijkt onder andere uit de nogal bombastische wijze waarop D’Hamecourt zijn beweringen presenteert: in zijn inleiding lijkt hij te suggereren dat het in Oekraïne eigenlijk al mis is gegaan in 988, het jaar waarin grootvorst Vladimir van Kiev zich tot het Orthodoxe Christendom bekeerde. Ook betitelt hij de invloedrijke extreem-nationalistische vleugel van de Russisch Orthodoxe kerk als de ‘Talibanvleugel’. Nu valt er op het gedachtengoed en de daden van de extreem-nationalistische vleugel van de Russisch Orthodoxe kerk het nodige aan te merken (bijvoorbeeld over de rol die ze inneemt bij de totstandkoming van de anti-homopropagandawet in 2013), maar dat rechtvaardigt nog niet een betiteling als ‘Talibanvleugel’. De Russisch Orthodoxe kerk pleegt immers geen (zelfmoord)aanslagen met vele onschuldige slachtoffers tot gevolg.

Bovendien kan D’Hamecourts werk een goede copy-editor gebruiken, o.a. vanwege de eerder vermelde vele herhalingen, maar ook vanwege de inconsistente schrijfwijzen van namen en termen. Voorts bevat het boek meerdere feitelijke onjuistheden. Bijvoorbeeld: de voor de ontwikkeling van de stad Odessa belangrijke Armand-Emmanuel de Richelieu is geen kleinzoon van de aan het celibaat gehouden kardinaal Richelieu; en eurazianisme is niet per definitie anti-Amerikaans (het zou hierbij behulpzaam zijn als D’Hamecourt onderscheid zou maken tussen het originele eurazianisme uit de 19de eeuw en het neo-eurazianisme van Kremlin-ideoloog Aleksandr Doegin).

Noten

Jan Tomasz Gross, Sąsiedzi: historia zagłady żydowskiego miasteczka (Sejny: Progranicze, 2000); in het Engels gepubliceerd als: Jan Tomasz Gross, Neighbors: the destruction of the Jewish community in Jedwabne, Poland (Princeton: Princeton University Press, 2001).
Zie bijv.: Nicolaas A. Kraft van Ermel, ‘Russia Today: Ruslands internationale spreekbuis voor “soft power”?’, Internationale spectator, jrg. 68. nr. 12, december 2014, pp. 24-27.
Voor de mate waarin zij een stempel drukken op de identiteitspolitiek van de nieuwe regering, zie: John-Paul Himka, ‘The History behind the regional conflict in Ukraine’, Kritika: Explorations in Russian and Eurasian History, jrg. 16 (2015), nr. 1, pp. 129-136.
Thimothy Snyder, Bloodlands. Europe between Hitler and Stalin (New York: Basic Books, 2010).
Voor deze controverse zie het forum dat hierover is gepubliceerd in Contemporary European History (jrg. 21 (2012) nr. 2, pp. 115-168), met bijdragen van Mark Mazower, Dan Diner, Thomas Kühne, Jörg Baberowski en een repliek van Timothy Snyder; zie tevens: Sebastian Huhnholz, ‘Deutschsowjetische Bloodlands? Zum methodologischen spatial und imperial turn der aktuellen Totalitarismustheorie’, Journal of Modern European History, jrg. 12 (2014), pp. 427-447, en een forum gepubliceerd in hetzelfde Journal of Modern European History, jrg. 10 (2012), pp. 434-551, met bijdragen van Sybille Steinbacher, Dan Michman en Johannes Hürter.