Internationale Spectator 1 – 2015 (jrg. 69) – Item 17 van 17

nieuw verschenen

Recente boeken over internationale veiligheid en militair leiderschap

Deze rubriek staat onder redactie van Joris Kreutzer

Michael P. Colaresi

Democracy Declassified: The Secrecy Dilemma in National Security

New York: Oxford University Press, 2014, 400 blz.; € 25,50

ISBN: 978-0-1993-8977-3

Om orde en veiligheid te bewaren, moet een democratisch gekozen regering soms bepaalde informatie geheim houden voor het eigen volk. Dit lijkt in schril contrast te staan met de beginselen van transparantie en aansprakelijkheid. Het afschermen van bepaalde informatie heeft in het verleden echter grote politieke en militaire successen opgeleverd, onder andere tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog. Hier staat tegenover dat ongelimiteerde bevoegdheid van overheden om te bepalen welke informatie geheim is, mede geleid heeft tot excessen: te denken valt aan het Watergate-schandaal, en het op grote schaal afluisteren van de eigen burgers door de Verenigde Staten en andere landen met een democratische staatsinrichting.

In zijn boek onderzoekt de Amerikaanse hoogleraar politicologie Michael P. Colaresi hoe overheden van democratische landen met dit geheimhoudingsdilemma omgaan. Geheimhouding is soms noodzakelijk, maar zodra een overheid besluit bepaalde informatie af te schermen voor potentiële vijanden verliest het eigen volk het zicht op deze informatie. Burgers moeten er dan maar op vertrouwen dat de geheimhouding echt het landsbelang dient en niet misbruikt wordt om corruptie of incompetentie te maskeren. Te veel geheimhouding ondermijnt zowel het vertrouwen van burgers in hun eigen regeringen als het vermogen van burgers hun gekozen leiders te controleren en af te rekenen op hun daden.

Colaresi stelt dat het noodzakelijk is een goede balans te vinden (en te behouden) tussen geheimhouding en transparantie. Daartoe zijn wetten nodig die openbaarmaking van besluitvorming van een bepaalde politieke termijn mogelijk maken. Voorts moet er sprake zijn van persvrijheid en moeten er onafhankelijke instituties bestaan die wél toegang hebben tot de geheime informatie en streng toezicht kunnen houden om misbruik te voorkomen en de burgerbevolking gerust te stellen.

Tony Zinni & Tony Koltz

Before the First Shots are Fired: How America Can Win Or Lose Off The Battlefield

New York: Palgrave Macmillan, 2014; 256 blz.; € 22,50

ISBN: 978-1-1372-7938-5

Tijdens een groot deel van de 20ste eeuw zijn de Verenigde Staten de facto de mondiale politie geweest, waarbij het Amerikaanse militaire apparaat werd ingezet om de westerse ideologie, zijn bondgenoten en de eigen nationale veiligheid te verdedigen. De vraag is of militaire actie daarvoor wel steeds het meest geschikte middel is en of het militaire apparaat wel altijd op de goede manier gebruikt wordt. De Amerikaanse generaal b.d. Tony Zinni maakt in het boek Before the First Shots are Fired gebruik van zijn ervaringen in Vietnam, Somalië en de Filipijnen.

Zinni onderzoekt, samen met co-auteur Tony Koltz, allerlei facetten van de inzet van het Amerikaanse leger. Zo analyseert hij de relatie tussen de uitvoerende macht in het Witte Huis en het militaire apparaat in het Pentagon, beschrijft hij de momenten waarop de militaire top faalde, de uitdagingen waar de Verenigde Staten voor stonden in coalitieverband en schetst hij hoe er werd samengewerkt met de VN en de NAVO. Zinni vraagt speciale aandacht voor de afstand die er bestaat tussen jonge officieren die zich op het strijdtoneel begeven en oudere officieren die zich achter een bureau bezighouden met plannen, en wijdt uit over de rol van special forces en drones.

Op basis van zijn analyse van de inzet van het militaire apparaat doet Zinni een aantal aanbevelingen om het Amerikaanse leger toekomstbestendig te maken. Ten eerste moeten planners in het Pentagon veel meer rekening houden met onvoorspelbaarheid. Nagenoeg alle recente Amerikaanse militaire acties hadden namelijk onvoorspelbare en ongewenste gevolgen. Ten tweede moeten politieke leiders verantwoordelijk worden gehouden voor de gevolgen die hun beslissingen hebben voor een operatie. Ten derde moet het besef doordringen dat woorden en ideeën net zo belangrijk zijn voor het winnen van hedendaagse conflicten als kogels en tanks. Zinni’s vierde en laatste aanbeveling is dat er aanmerkelijk meer geld aan ontwikkelingshulp zou moeten worden besteed.

Christopher L. Elliot

High Command: British Military Leadership in the Iraq and Afghanistan Wars

Londen: Hurst & Co Publishers, 2015; 288 blz.; € 32,=

ISBN: 978-1-8490-4460-8

Groot-Brittannië was de belangrijkste en meest trouwe bondgenoot van de Verenigde Staten in de oorlogen in Afghanistan vanaf 2001 en Irak vanaf 2003. Beide oorlogen waren van het soort waarbij een duidelijke overwinning lastig te bepalen is, en voor beide bestond weinig steun onder het Britse volk. De regeringen van Tony Blair en Gordon Brown werden voor deze oorlogen verantwoordelijk gehouden – en betaalden hiervoor de politieke prijs. Maar ook de rollen die de top van het Britse leger en het ministerie van Defensie hebben gespeeld, dienen onderzocht te worden. Critici stellen dat het leger geplaagd werd door vele interne rivaliteiten en een disfunctionele legertop, maar volgens Christopher L. Elliot, schrijver van High Command, is de waarheid niet zo eenvoudig.

De Brit Elliot, generaal-majoor b.d., onderzoekt in zijn boek de omstandigheden die hebben geleid tot de Britse deelname aan deze oorlogen en de rol die het ministerie van Defensie hierin heeft gespeeld. Volgens Elliot waren de chefs van de diverse defensiestaven voortdurend met elkaar in concurrentie, door een systeem dat rivaliteit aanmoedigde en waarbij verantwoordelijkheden diffuus waren. Daar komt nog bij dat het ministerie zich concentreerde op het zo goed mogelijk uitvoeren van de gevraagde taken, in plaats van zich af te vragen of de taken wel praktisch uitvoerbaar waren. Het ministerie voerde niet altijd de regie; soms was de mening van een onervaren tactische commandant meer bepalend voor de strategie. De missies in Afghanistan en Irak waren al zeer lastig, maar door de zwakke rol van het ministerie van Defensie is er meer geblunderd dan nodig was geweest.

Redacteur

Joris Kreutzer Joris Kreutzer
Afgestudeerd in militaire geschiedenis en werkt thans bij Aegon Bank

Deel dit item


Download & print PDF